‘t Groningen gevoel van… Bauke van Stempvoort
Toen ik als 8-jarige met ons gezin in 1956 vanuit De Bilt naar Groningen verhuisde waren we als ‘westerlingen’ in de veronderstelling dat de wereld bij Zwolle met kranten was dichtgeplakt. Want wie wil er nu helemaal naar Groningen verhuizen! Nou mijn vader wel, want hij werd op 45-jarige leeftijd hoogleraar in de theologie aan de RUG. Binnen een jaar wilden we er al niet meer terug en heeft de stad een vaste plek gekregen in onze familiegeschiedenis.
Ook een vaste plek bij mij en bij diverse familieleden heeft sport. We kwamen te wonen in de Moddermanlaan en kregen een jaarabonnement voor het Helperzwembad. We waren er kind aan huis met eerst als zwembadchef “meneer” Lugthart en later zijn opvolger Jan van der Tuin, een bekend geworden zwemtrainer in die tijd. Mijn zusje Ankie werd een verdienstelijk waterpoloster en kunstzwemster bij GDZ. Mijn vader studeerde en studeerde (“kan het wat zachter”, was een veelgehoorde opmerking van zijn kant) en kwam één keer in beeld als het om sport ging. Elk jaar in het Stadspark organiseerde de RUG namelijk een funwedstrijd onder de verzamelnaam Professorenvoetbal. Zelfs mijn vader deed mee, maar koos strategisch om dan maar in het doel te gaan staan, waarbij het de bedoeling is om ballen tegen te houden. Gezinsleden inclusief mijn moeder waren aanwezig om deze noviteit mee te maken. Dat tegenhouden lukte niet erg goed. Geen enkele bal gehouden -dachten we - tot hij op een gegeven moment trots met de bal boven zijn hoofd rond de doellijn stond ten teken dat het dit keer wel degelijk gelukt was. Echter … de scheidsrechter had geen doellijntechnologie nodig om te constateren dat de professor toch echt met bal en al achter de doellijn stond. De aanvankelijke schaamte bij de aanwezige familieleden sloeg al snel om vanwege ons reddend gevoel voor humor. Mijn moeder daarentegen was veel sportiever. Ze volleybalde met een recreatief damesgroepje o.l.v. ‘meneer Koning’ in een zaaltje bij het Herewegviaduct. Daarnaast tenniste zij tot haar 75e bij GLTB. Veel kinderen van haar hebben dat fanatisme geërfd, dat zijn weerklank vindt in haar mededeling als 70-plusser na een tennisochtend op Vorenkamp: “Zo, ik heb even een vrouwtje van 50 van de baan gemept”.
Sporten deed je als basisschoolkind spelenderwijs op straat. Putjevoetbal met een tennisbal, volleybal met mijn oudere zusjes, badminton. Toentertijd noemde je het druk op straat als je eens in de 15 minuten even aan de kant moest voor een auto. De buurman parkeerde zijn auto een stukje verder, want hij stond precies voor een putje dat we nodig hadden. Nu staat voor elk putje én daar tussenin een auto. Dat werk.
Behalve zelf sporten gingen mijn broer Johan en ik eind jaren ’50 regelmatig naar thuiswedstrijden van Be Quick spelend in de Tweede Divisie B. In dit verband wil ik het prachtige net verschenen boek noemen van de hand van Dick Heuvelman getiteld “100 jaar topsport in stad”. Daar staat precies de foto in van het toenmalige elftal met onder andere Klep Kuipers (zijn moeder maakte mijn Coendersschool schoon), doelman de Wolf én Ab Hansems. Deze laatste zat net als mijn zusje Marijke op de ALO en lid van de studentenvereniging Mesacosa. Dat vond je dan heel stoer dat je die speler iets beter kent. Mesacosaleden hadden een bepaald herkenningsfluitje en dat kende ik natuurlijk. Dus als tijdens de wedstrijd Ab oftwel Appie dicht bij de tribune moest ingooien dan floot ik dat en ving ik zijn zoekende blik en kreeg ik een knipoog terug. Nou daar kan je als supporter toch mee thuiskomen! Na de wedstrijd gingen we op het voetbalveld aan de Esserlaan nog even een balletje trappen met een groepje (“ik ben doelman de Munck”etc.), maar meestal werden we door een overijverige gemeenteambtenaar weggestuurd, want dat werd niet gedoogd. Snel naar huis dan maar om alle voetbaluitslagen via de radio te horen uit de mond van Frits van Turenhout. In de tijd van GVAV nog wel eens een paar keer naar het Oosterparkstadion geweest en onze latere SRV melkboer Piet Franssen zien spelen.
In die tijd ging je pas op een sportclub als je naar de middelbare school ging. Voetballertjes konden vaak wat eerder een sportkeuze maken, maar voor mij was dat basketball bij Thor de basketballclub van de Dalton H.B.S.: witte broek, groen shirt en All Stars schoenen. Mijn broer ging naar het Praedinius en basketbalde bij Siegfried, de latere bakermat van Donar. Ik heb ook nog twee jaar getennist bij de Cream Crackers, maar geen competitie. Gewoon leuk. Thor is eigenlijk het begin van mijn bestuurlijke werkzaamheden. Ik werd penningmeester toen ik in de 3e klas zat, hielp bij het organiseren van het schoolbasketballtoernooi in de Korenbeurs, zat namens Thor in de net opgerichte Schoolbond Odin (met bekende bestuursleden zoals Jacques Wallage en Jan Kamminga, die beiden hun tegenovergestelde politieke voorkeuren toen al niet onder stoelen of banken staken) en organiseerde samen met een paar leerlingen onder de paraplu van Odin een Wadlooptocht vanuit Pieterburen. Kiek’n op het Wad! Daarna is het Groninger gevoel alleen maar verdiept.
In die tijd kampeerde je op zaterdag zo’n beetje in de sporthal. Nou ja sporthal… de Groenteveiling dus. Spelen tussen de spruitjes en de bloemkolen op tegels die - als het tegenzat - spekglad waren, geen douches alleen een lange waterbak met een kraan in het midden die ik later tijdens mijn diensttijd ook weer zou tegenkomen. Op zaterdagochtend had je toen nog school tot 12.30 u. Daarna snel naar huis, je sportspullen pakken en naar de Peizerweg: zelf spelen, een wedstrijd fluiten, achter de wedstrijdtafel, later ook coachen en de geboorte meemaken van BVG met Bill Pijl als vaandeldrager (mooi beschreven in het eerder aangehaalde boek). Jan Loorbach was een jaargenoot van mijn broer en kwam licht bukkend om de deurstijl te ontwijken onze huiskamer binnen en mijn moeder, nietsvermoedend zittend aan tafel, keek omhoog en riep uit: “Mijn hemel”. Ja, Jan was lang (216 cm.) en ging carrière maken via Donar bij Rotterdam-Zuid en daarna als een gewaardeerde sportbobo. Ikzelf heb 1 jaar bij Donar gespeeld, toen Olympia, Celeritas’65 en de langste tijd bij Celeritudo, de schaduwvereniging van Celeritas’65. Ben jarenlang trainer geweest van het damesteam van Celeritas ‘65. Zeker vermeldenswaard is, dat mijn vrouw Cherida deel uitmaakte van het damesteam van Groene Uilen gecoacht door Willem de Roos, dat als eerste team uit Groningen één seizoen uitkwam in de Eredivisie. Vele verre reizen per trein, die op de terugreis een keer pech had in Zwolle waarna vele auto’s uit Groningen vertrokken om de gestrande dames te redden.
Eind zestiger jaren ging ik steeds intensiever fotograferen. En wat doe je dan als basketballer in de Groenteveiling, in sporthal De Wijert, in het ACLO sportcentrum en in de gloednieuwe Evenementenhal: basketballfoto’s maken. Rode draad was toch wel Donar, van studententeam tot en met de lange periode van Nationale Nederlande Donar oftewel NND. Mijn hele archief heb ik overgedaan aan Donarmuseum, zodat het zo nu en dan nog gebruikt kan worden zoals bijgaande foto.
In die tijd zat ik in het bestuur van district Noord van de Nederlandse Basketball Bond (NBB) onder voorzitterschap van good old Dolf van Teerns. Veel geleerd, bijzonder prettig mens. In 1972 kreeg Groningen een poule toegewezen van het Pré Olympisch Basketball Toernooi (P.O.T.). Mooie follow-up na de opstart van Donar in de E-hal met zijn bezielende directeur Henk Borgman en de medewerker waar ik veel mee te maken had Jan Suidhoff. Uiteraard was de finale-poule in Amsterdam, toen nog de bakermat van het basketball. Ik maakte kennis met Mart Smeets die het programmablad verzorgde met zijn mooie verhalen over het topbasketball in Europa in die tijd. In Groningen speelde o.a. Spanje met de tot Spanjaard genaturaliseerde Amerikaan Wayne Brabander. Iedereen vergaapte zich. Natuurlijk ook daar veel foto’s gemaakt want ik zat tóch in de organisatie.
Vanaf 1979 ging ik werken bij de gemeente Groningen en wel bij de dienst voor sport en recreatie met de directeur, die in het Nieuwsblad van het Noorden steevast werd aangeduid als de sport- en spelbaas, te weten Kees Peters. Een van mijn taken was het ambtelijk secretariaat van de Raad voor sport en recreatie, het inspraakorgaan van de georganiseerde sport in Stad onder voorzitterschap van de schaakgoeroe Johan Zwanepol. Een aantal jaren daarvoor zat ik zelf nog in die raad namens de gezamenlijke basketballsportverenigingen, dus dat was vertrouwd terrein. Een markant jaar was toch wel 1990, de viering dat Groningen in 1040 stadrechten kreeg dus 950 jaar ‘bestond’. In een werkgroep onder leiding van Johan Zwanepol coördineerde ik vanuit de gemeentelijke dienst de sportinvulling als onderdeel van een scala aan activiteiten. Onder leiding van burgemeester Staatsen werd een breed programma ontwikkeld met als meest markant resultaat de Stadsmarkeringen die de meeste stadjers wel kennen bij de invalswegen van de stad naar een idee van kunstgoeroe Frank Mohr. De sport blies een aardig partijtje mee met veel nationale evenementen die naar de stad werden gehaald, zoals de NK Atletiek en de Profronde van Nederland. En dan mag je als bobo in een auto van de organisatie plaatsnemen om door je eigen stad achter een wielrenner aan te rijden, die zijn tijdrit aflegt. Kicken!
Na 20 jaar basketballen, weer eens iets heel anders: parachutespringen vanaf 1980 tot ongeveer 1990. Ik had al langer gelezen over Texel dat daar gesprongen werd en wist zelfs een collega ook enthousiast te krijgen om ons op te geven voor een cursus voor het A-brevet (8 sprongen) op het vliegveld Eelde bij de Noord Nederlandse Parachutistenclub (NNPC). Dat was wel even een dingetje: naar buiten klimmen, één voet op de step en één op het wiel waar gelukkig de rem op stond. En dan loslaten ‘ready, set, GO!’. Adembenemend en verslavend. Het eerste jaar nog niet alle 8 sprongen gemaakt. En als je dan opmerkingen/kritiek hebt over de organisatie op de grond en er is een vacature dan ben je begin 1981 voorzitter van een parachutistenclub, die zelf nog zijn A-brevet moest halen. ’t Ken roar loop’n. Het voorzitterschap van een paraclub is een bijzondere ervaring. Het is een heerlijke sociale bende met een gezamenlijke hartstocht: vaak naar de wc en de lucht in! Studenten, vrije jongens en meisjes, van directeur tot de visboer uit Kollum. Ouders en grootouders moesten slikken. En de club ging zich organiseren. Driekwart van de leden zat in een commissie of werkgroep, wat een feest. Gezamenlijk hebben we mooie dingen gerealiseerd: een clubhuis bouwen op het terrein van de luchthaven (met dank aan een geweldige directeur-havenmeester de heer van Herwaarden en de gemeente Groningen voor de subsidie want we waren gelukkig als club statutair gevestigd in Groningen), een springbak op het middenterrein (gesponsord door Shell), de organisatie van de Nederlandse Kampioenschappen Precisiespringen, de introductie van square-parachutes in plaats van ronde bollen voor leerlingen. Het niveau ging omhoog net als de vliegtuigen. Springers van andere dropzones en met name van de zusterclub in Hoogeveen wisten Eelde steeds meer te vinden en v.v. En landelijk binnen de K.N.V.v.L. gingen we ons steentje bijdragen als groeiende club, vooral door mijn opvolgers zoals Henk Tjassing, mijn springmaatje om samen te oefenen in het vrij vliegen in de vrije lucht. En als je oude moeder met haar broer aanwezig zijn op het bekende vliegfeest op Eelde en ik en mijn vriendin (die ook was gaan springen, nog geen kinderen dus vrije jongen en vrij meisje..) springen uit een Fokker Friendship en landen op het vliegveld, zijn dat mooie momenten om te koesteren. Net als het uitvoeren van parachutedemonstraties met een bijzondere ambiance, zoals een landing op de middenstip bij de finale van het ter ziele gegane Eurovoetbaltoernooi op de Esserberg, een waterlanding in de Papiermolen tijdens de Zwemvierdaagse en t.g.v. de gereedgekomen afsluiting van het Hoornsemeer. Kan niemand je afnemen. Kicken!
Dan krijg je samen kinderen, die ‘natuurlijk’ ook gaan oriënteren op sporten. Hoe meer je probeert op jonge leeftijd hoe beter je later kunt kiezen per slot. Nou het werden geen basketballers. Dochterlief was een tijdje lid van B.S.V. Caribe en sportte daarna liever in ongeorganiseerd verband. De zonen begonnen hun voetballeven als F´jes bij v.v. Lycurgus in Vinkhuizen. Dus we hebben als voetbalouders heel wat gereden en langs de lijn gestaan en alles meegemaakt van gedragingen in en langs het veld die je aanvankelijk alleen van verhalen hoort. Ook de gekte van scouting van grote clubs. Mijn jongste zoon was snel en linksbenig en dat schijnt direct op te vallen, met als gevolg dat hij naar een proeftraining mocht bij FC Groningen en dat hij daarnaast twee keer mocht meedoen aan trainingen bij Heereveen nota bene. Dan werden de kinderen opgehaald met een busje en heen en weer gereden. Hij was 9 jaar! Maar ja, je wilt je kind zo´n ervaring niet onthouden, maar wat een waanzin. Zijn oudere broer bleek een betere en fanatiekere voetballer te zijn die na zijn juniorentijd ging voetballen bij v.v. Gorecht in Haren waar hij ook op school zat. Hij begon in de 3e klasse en maakte een mooie periode mee onder leiding van de trainer Bert Vos om door te promoveren naar de 1e klas. De jongste koos voor een vriendenteam bij Lycurgus en de naam werd ook wel verbasterd tot ´bierteam´. Als je maar lol hebt en aan sport doet. Zo overkwam het mij dat ik rond mijn zestigste herintredende basketballtrainer werd van het 2e juniorenteam van Celeritas-Donar.
Aanleiding was het feit, dat een vriend van mijn jongste zoon meldde dat in september zijn trainer was verhuisd naar Rotterdam. Binnen een week was ik eruit: van zo nu en dan met de kinderen basketballen op het pleintje in de buurt op naar de gymzaal én bij mijn ouwe kluppie Celeritas-Donar. Na acht jaar vond ik het mooi geweest en beëindigde definitief mijn bescheiden trainerscarrière voordat anderen zouden zeggen “dat opa er nu maar eens mee moest ophouden”. Daarna was ik nog één keer herintreder: na 6 jaar langs de lijn bij Gorecht te hebben staan kijken naar de verrichting van zoonlief, bleek er al enige tijd een vacature te zijn binnen het bestuur. Mij werd gevraagd of dat iets voor mij was. Het was duidelijk dat zij mij niet aanspraken op mijn kennis van het voetbal, hoewel ik mij natuurlijk ook zo nu en dan bondscoach waan, maar meer vanwege mijn bestuurlijke ervaring. Het is een mooie club met veel hart-en-ziel-mensen, dus ik heb als ‘tussenpaus’ getekend voor drie jaar. Daarna moest iemand het overnemen die een historie heeft met de club en die is gelukkig gevonden in de persoon van Mariska Sloot. Het waren best drukke jaren, want de gemeentelijke herindeling kwam over ons op een manier die nog steeds veel Harenaren als een steen op de maag ligt. Ondanks de financieel zware tijden moeten bijvoorbeeld de clubs uit Haren en Ten Boer drie keer zo hoge huurtarieven betalen voor dezelfde faciliteiten. Dat soort dingen dus. Het was afgelopen september na de Algemene Ledenvergadering wel even afkicken toen ik uit het bestuur stapte. Niet meer de dagelijkse blik op de ingekomen mails en dan ook nog tijdens zo’n krankzinnige coronaperiode. Een hele mooie ontdekking deed ik onlangs in het eerdergenoemde boek. De keeper van de Oosterparkers was ene Wiebe Haverkamp en dat bleek de opa van mijn schoondochter, waarvan de hele familie ouders en broers hebben gevoetbald. En dat mijn schoonzoon dan ook nog een A.L.O.´er is en tevens voetbaltrainer, dan is wel of geen basketball niet meer van belang. Cirkels sluiten zich zonder dat je er invloed op hebt en dat is maar goed ook.