’t Groningen Gevoel van...
Doe jij aan sport? Soms wordt me dat gevraagd. Met een bevestiging had ik nooit moeite. Maar tegenwoordig voel ik me bijna genoodzaakt die vergezeld te laten gaan van een verontschuldigend lachje. Ik schaak namelijk.
Want sport ik eigenlijk wel? Volgens het EU-hof niet. Dat bepaalde namelijk onlangs dat denksporten geen sport zijn. Dus moeten de clubs die hun leden de gelegenheid geven georganiseerd aan dammen, schaken of bridge te doen, ook BTW betalen. Volgens het hof, dat in dit geval bridge de maat nam, heeft het 'een te verwaarlozen lichamelijke component'. Onze voor sport verantwoordelijke staatssecretaris liet weten dat dat ook geldt voor schaken en dammen. Misschien hebben ze een beetje gelijk, schakers zelf hebben het altijd over 'spelen'.
Toch voel ik een lichamelijke component. Vooral als ik een zet doe waarvan ik veronderstel dat 'ie én winnend én mooi is. Ik denk dat m'n hartslag zo naar de 120 schiet. Moet je anders toch een behoorlijk stukje voor hardlopen of kogelslingeren. Dat geldt trouwens ook voor de blunders die je begaat. Wat er dan niet door je heen gaat. Zeker als je partij belangrijk is voor het teamresultaat. Want schaken is ook teamsport. Het kan met z'n tweeën, vieren, zessen, achten en tienen tegen teams van een andere club.
Schaken is behalve sport, dat houd ik nog even vol, ook een subcultuur. Zeker in Groningen. Daar dompel ik me al meer dan 40 jaar in onder. Wel heb ik het wat laat geleerd, pas na de middelbare school. Eerst bij schaakclub Assen. De eerste partij die ik daar won, na een keer of vier niet al te zachtzinnig van het bord te zijn gezet, kan ik me nog herinneren. Ik kon er nauwelijks van slapen. En dan, later, de uitnodiging om te komen spelen in het tweede team! Geweldig vond ik het. Na mijn verhuizing naar de Stad om te studeren ging een wereld voor me open. Ik werd hier lid van twee clubs tegelijk. Ik vergewiste me er natuurlijk eerst van dat ze niet op dezelfde avond competitie hielden. Ook speelde ik nog in Assen. Dat betekende al gauw drie partijen in de week op maandag, donderdag en vrijdag. En daarna een afzakker richting kroeg waar de zetten onder het genot van veel bier nog eens grondig werden geanalyseerd. Ik speelde er na verloop van tijd wel een stuk beter door, maar misschien is het wel de oorzaak dat ik nooit mijn studie heb afgemaakt.
Groningen is een denksportstad. Hier werd en wordt op alle niveau's geschaakt, gedamd en gebridget. Al is het wat minder dan vroeger. De ledenaantallen zijn behoorlijk gedaald, al lijkt het te stabiliseren. We zijn (nog) de enige plaats met twee clubs in de hoogste klasse, zeg maar de eredivisie van het schaken. SISSA, mijn enige schaakclub nadat ik enigszins was uitgeraasd, is een van die twee. We werden een paar jaar geleden zelfs een keer bijna Nederlands kampioen. Dat kon alleen doordat we een sponsor binnenhaalden. Niet dat ik in dat team speelde. Op de club moeten ze rekening met me houden, maar tegen die jongens, sterk schakende dames zijn relatief zeldzaam, die meer talent hebben dan ik, kom ik tekort. Ik schop het hooguit tot een podiumplaats in het Nederlands kampioenschap voor journalisten.
Had ik maar op mijn 6e moeten beginnen. Mijn zoontje, nu 13, kan wel schaken en vindt het ook wel 'leuk', maar een club gaat hem te ver. Nou ja, geeft ook niks. Ik vind niet dat je als ouder te veel eigen ambities op je kinderen moet projecteren. Hij speelt liever piano. Dat kan ík weer niet. Oh ja, ik ben ooit jarenlang lid geweest van een club die de sporttoets wèl kan doorstaan: de destijds enige schermvereniging in de stad. Een floret dat nog in een hoekje van mijn huiskamer staat en een actiefoto uit een toernooi zijn de stille getuigen. Het steekwapen bleek doelloos omdat de clubavond werd verplaatst naar maandag. Laat dat nou net de clubavond van SISSA zijn.