’t Groningen Gevoel van...
... Anne Buunk
Beeld: eigen archief
Zondagmiddag, 12 november, hoog op de tribunes in het pittoreske Maaseik. Een aardige groep Lycurgus-supporters is afgereisd naar België in de hoop op een stunt. Het Limburgs volkslied wordt gedraaid om het publiek ‘op te warmen’ (even wat anders dan ‘links-rechts’ van de Snollebollekes). Het hoogtepunt van deze zondag was echter niet de busreis, dit volkslied, of de wedstrijd. Dat is ‘pa Taaij’ (ook wel Jan Taaij, vader van de trainert), die als reactie ‘Ain Pronkjewail’ inzet. Zachtjes, maar overtuigd, zingt een groot gedeelte van de meegereisde supporters mee. Tevreden gaat pa Taaij weer zitten, om vervolgens te zien hoe ‘wij’ er met 3-0 afgaan. Geen stunt, maar toe maar. Sport doet wat met je, óók met nuchtere Noorderlingen.
Mijn sportgevoel begint ongeveer op 7-jarige leeftijd, hardlopend samen met mijn zusje en vader door ‘Teletubbieland’ (waar nu het Willem-Alexander Sportcentrum staat). Af en toe mochten ‘de Buunkies’ zelfs een medaille mee naar huis nemen. Ik gok mede door een gebrek aan concurrentie, maar dat maakt de vreugde na een zwaarbevochten tweede plek in de Ronde van Sellingen niet minder. Als vaste kracht was daar altijd speaker Harm Noor. Hij deed dit, hoe hard of zacht je ook liep, altijd met verve en ik heb me laten vertellen dat hij nog steeds actief is.
In de Groningse atletiekwereld ben ik door een gebrek aan talent verder niet doorgedrongen. Wel begrijp ik nu dat ‘we’ (waaronder de kinderen van mijn collega’s) het toch aardig goed doen, ook op nationaal niveau. Toch is er voor mijn gevoel niet heel veel aandacht voor atletiek in het Noorden.
Een gebrek aan aandacht is er zeker niet voor mijn favoriete sport, volleybal. Aangestoken door mijn moeder, kwamen mijn zus en ik al snel bij de ‘mini’s’ van Lycurgus terecht. In de Marsstraat woonden we tegenover de broers Kooistra, en heb ik als ukkie op het pleintje nog een keertje met Wytze mogen overspelen. In Sporthal Selwerd leerden we volleyballen, de één succesvoller dan de ander. Waar ik nu nog wat aanrommel in de promotieklasse, was mijn vriendinnetje en teamgenootje Anke de Jong jarenlang succesvol in de eredivisie en werd Alexander Brouwer (Jongens A1 toen ik in Meisjes A1 zat, jawel) gewoon even wereldkampioen beachvolleybal in 2013. Als ballenmeisje bij het eerste team was ik ook geen groot talent, ik ben nog steeds blij dat Peter Barla geen blijvende blessure heeft opgelopen door mijn motorische onhandigheid.
Gelukkig hebben we uiteindelijk wel wat opgestoken in Selwerd: bier drinken en snel douchen. Bij te lang douchen, deed Tiny (van het gezamenlijke gezicht van de kantine, Ab en Tiny) namelijk het licht uit en jaagde je de tent uit. Met dezelfde gedrevenheid stond ze regelmatig op de hoek van het veld het eerste van Lycurgus aan te moedigen, met gemak de volgepakte tribune overtreffend. Ik had ze een wedstrijd van het eerste in het Alfacollege niet aan willen doen, maar wat was het mooi geweest als Ab en Tiny het debuut van Lycurgus in MartiniPlaza nog hadden kunnen zien. De sfeer in Selwerd was fantastisch, maar de eerste keer Plaza ... Ik weet nog dat Evelien en ik (dikke vriendinnen sinds haar zuivere vertolking van ‘Push up’ – midden in de nacht op volleybalkamp) binnenkwamen, klaar om een scherpe opmerking of kritische noot te plaatsen – maar nee, we waren er stil van. Wat gaaf dat ons ‘cluppie’ opeens voor gordijnoverleg zorgde, 4000 man trok én het landskampioenschap binnensleepte. Het enige dat dit nog overtrof was op de foto met Arjan Taaij en Gerard Smit. In de Shooters.
Veel Groningse sportherinneringen zijn voor mij gerelateerd aan volleybal, en nog steeds besteed ik meerdere uren per week aan trainingen, wedstrijden en oeverloos ouwehoeren met mijn teamgenoten en (volleybal)vriendinnen. Niet meer in Sporthal Selwerd, maar in hal met de leukste kantine(eigenaars) van Grunn: Sporthal Beijum. Tieme en Aaltje zorgen daar voor een tweede huiskamer en de welverdiende pitcher na een vier-nul overwinning.
Naast volleybalkantines, ben ik in de hoogtijdagen van de voetbalcarrière van mijn vriend (Niiwino, Warffum 3), vaak hartelijk ontvangen als ‘kikkertje van’ op de Groningse velden.
Oprecht genoten heb ik van de zondagochtenden waarop we naar Woltersum of Usquert togen, Niiwino voor een potje voetbal en ik om de koffie, en later op de dag de gehaktbal, te testen. En aan te moedigen natuurlijk, want ook al zou je denken dat het ‘eigenlijk nergens om gaat’, de supporters zijn er op het Groninger land niet minder fanatiek om. De beloofde rentree van Niiwino bij Warffum (eerder aangekondigd op deze site) is er helaas nog niet van gekomen.
Groningen, dé sportstad van het Noorden, is voor mij dé stad van Nederland. Geboren en getogen en de afgelopen 29 jaar niet verlaten, behalve voor een vakantie naar het geliefde Italië of een tripje naar mijn zus in Amsterdam. Altijd keer ik met plezier weer terug, het liefst het laatste stukje met de bus, om de ‘Grote Markt’ met een ‘natte t’ te horen. Toch voor een Groningse lang van stof, en dan nog heb ik nog voldoende gemist (beachvolleybaltoernooien aan de Hoornseplas, ongedouchte hockeyers in de Cirkel). Over missen gesproken: een groot, multifunctioneel sportcentrum, waar o.a. Donar & Lycurgus hun kunsten kunnen laten zien, dát is wat er mist! Het ziet er voor nu nog niet naar uit, maar ... wat niet kan, is nog nooit gebeurd!