‘t Groningen Gevoel van...
….Henri van Voorn (sinds 1974 actief als verslaggever voor het blad Draf & Rensport)
Beeld: eigen archief
Mijn Groningen gevoel brengt mij terug naar café Bolhuis aan de Paterswoldseweg in Groningen. Boven die kroeg stond in 1954 mijn wieg. Mijn opa was destijds uitbater van het café en mijn ouders woonden vanwege de naoorlogse woningnood bij opa in. Bolhuis is altijd een café geweest waar sport de boventoon voerde, maar in opa zijn tijd was het vooral een “paardencafé”. De drafsport vierde hoogtij. Op dagen dat er in het stadspark gekoerst werd was het ’s morgens en ’s avonds een drukte van belang. ’s Morgens om de laatste tips op te halen en ’s avonds om de winst te vieren dan wel het verlies te verdrinken. Het was niet meer dan logisch dat ik zo ongeveer vanuit de wieg naar de drafbaan ben gebracht. En…het beviel. Ik kom er nog steeds. Ik kan me nog herinneren dat Quicksilver S in 1965 met Jan Wagenaar de Grote Prijs van Nederland won. Een jaar later was Quicksilver S op 17-jarige leeftijd bezig met zijn afscheidstournee en liet hij de Grote Prijs in Groningen links liggen. Dat in 1966 leidde tot een van de meest spannende Grote Prijzen aller tijden. De koers werd in heats verreden en als een paard twee heats won, dan was die de algehele winnaar. Als er twee verschillende heat winnaars waren dan volgde een derde heat met eventueel optelling van de totaal tijden. Dat laatste was wat in 1966 gebeurde. In de eerste heat won Carlos Pluto oppermachtig met Abe Siderius. In de tweede heat leek die combinatie weer te gaan winnen, maar in de slotfase bleek de pijp leeg en won Zombro Pluto met Bonne de Jong. Er was dus een derde heat nodig en daarin greep Ylbode B met Klaas Woudstra de winst. Woudstra had in die jaren zijn stal aan de baan in het stadspark. Minutenlang moest het publiek wachten tot de eindwinnaar bekend was. Carlos Pluto en Ylbode B hadden opgeteld dezelfde totaaltijd over drie heats, maar omdat Ylbode B de laatste heat had gewonnen werd hij reglementair de eindwinnaar.
Dat betekende feest in de stad en vooral ook in café Bolhuis waar Klaas Woudstra net als andere trainers en pikeurs regelmatig kwam. Sinds die tijd was ik niet bij de stallen in het stadspark weg te slaan. Klaas Woudstra was mijn grote held. Een man van weinig woorden, maar met een gedrevenheid en strijdlust die hem in de sport heel ver brachten. Het liefst zou ik in de paarden gaan werken, maar dat vonden mij ouders een minder goed idee. Kennissen van opa, de familie Bolwijn, runden in Ruischerbrug een café en bij de koffie kreeg je een suikerzakje. Daarop stond naast de afbeelding van een draver de tekst “Paardenmensen hebben hemel op aarde maar als zij komen te sterven, dan valt er niets te erven”. Anno 2017 is die tekst in de wereld van de draf- en rensport feitelijk nog actueel en daarom is het goed dat ik toch maar iets anders ben geworden dan trainer/pikeur.
Toen ik een jaar of vier oud was verhuisden we naar de Van Heemskerckstraat in de Groninger Zeeheldenbuurt. Lekker dicht bij het stadspark dus. Opa ging van zijn oude dag genieten en van zijn drie zonen nam de oudste het café over. Dat was oom Gerhardus die met zijn gezin naar de Paterswoldseweg vertrok en wij gingen naar hun huis. Hoewel onze woning in de Stoker naast de Euroborg fantastisch is, fiets ik nog af en toe door de Zeeheldenbuurt. Goede herinneringen komen dan weer boven. Na het afronden van de HBS-A was al wel duidelijk geworden dat een loopbaan buiten de drafsport beter was. Ik ging bij accountantskantoor Moret & Limperg werken, dat is een van de rechtsvoorgangers van het huidige Ernst & Young. Naast het werk deed ik in avond- en weekend uren de opleiding tot Registeraccountant. Geen combinatie die ik jonge mensen nu nog zou adviseren vooral niet als je zoals ik naast het werk nog leuke hobby’s en nevenfuncties heb.
Uiteindelijk ben ik registeraccountant geworden en heb bijna 30 jaar in de accountancy gewerkt. Vervolgens werkte ik twee jaar als controller bij een groot transportbedrijf en sinds 2002 ben ik concerncontroller bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland. Dat is een gemeenschappelijke regeling van de drie noordelijke provincies, die vooral bekendheid bij het grote publiek heeft vanwege het verstrekken van subsidies waaronder de Waardeverminderingsregeling voor huizen met schade door aardbevingen. Een leuke baan, waar ik vermoedelijk mijn loopbaan over een paar jaar ga afsluiten.
Terug naar de paarden. Begin jaren zeventig gaf opa mijn broer en mij een abonnement op het blad Paardensport in Ren en Draf, de voorloper van het huidige weekblad Draf & Rensport. Wekelijks spelden we dat blad en ik ging alle prestaties van de paarden van trainer Klaas Woudstra in een schriftje bijhouden. Daar maakte ik na afloop van het jaar dan een jaarverslag van. Zo’n verslag kwam op een gegeven moment onder de aandacht van Tjeerd Boomsma die het runnen van drie Volendammer viszaken in Groningen combineerde met het stimuleren van de noordelijke drafsport. Hij gaf zesmaal per jaar een blad uit en daar heb ik twee jaar artikelen voor geschreven.
Zo kwam ik in beeld bij het officiële vakblad Paardensport in Ren en Draf. Hoofdredacteur Aad van Leeuwen benaderde mij in 1974 of ik een wedstrijdverslag van de koersen in Groningen wilde schrijven. Dat was nogal wat, want Aad van Leeuwen was niet zomaar iemand. Hij versloeg roeiwedstrijden voor Studio Sport en had jarenlang de wedstrijden van het Nederlands elftal verslaan. Ik herinner me hem als een vriendelijke oude baas die mij ondanks mijn jonge leeftijd consequent met “mijnheer van Voorn” aansprak. Het einde van Van Leeuwens journalistieke carrière was minder geslaagd, want hij raakte bij Studio Sport in een ordinaire ruzie verzeild met die andere grootheid, Hans Eijsvogel. De wereld van de paardensport journalisten was toen maandenlang in twee kampen verdeeld. Ik bleef Paardensport in Ren en Draf trouw en beleef daar nog altijd veel plezier aan. Het heeft me rijkdom gebracht in die zin, dat ik in ruim 43 jaar de meest uiteenlopende mensen heb mogen ontmoeten. Een paar weken geleden nog toen ik de Frans legende Jean Pierre Dubois in Wolvega ontmoette en hem interviewde. Ik was verslaggever van dienst toen in 2015 het Europees Kampioenschap der vierjarigen in Wolvega werd verreden en de nieuwe Frans crack Bold Eagle daar het hele veld oprolde. De Franse kampioenspikeur Franck Nivard zei me toen al dat we hier een toekomstig Prix d’Amerique winnaar aan het werk hadden gezien. Bold Eagle won die topdraverij in Parijs inmiddels in 2016 en 2017. Ik kan eindeloos vertellen over bijzondere mensen uit de drafsport wereld. Over bookmakers en gokkers die in de hoogtijdagen van de sport een ‘hotlijn’ onderhielden tussen café Bolhuis en café Hof van Holland op het Rembrandtplein in Amsterdam. Soms werd in dat overleg bepaald hoe de paarden in Hilversum moesten binnenkomen. Als ik met vrienden naar Ajax – Fc Groningen wilde dan gingen wij naar het Hof van Holland en deden “zwarte Theo” de groeten van café Bolhuis in Groningen.
Theo, die het gokken op paarden had verruild voor de handel in voetbalkaartjes, gaf ons dan de gewenste kaarten in vak B of C in stadion De Meer. Dankzij de sport kan ik vertellen over een goede kennis die goudzoeker is geworden. Dat is de altijd vrolijke Jan Hayema uit Yde De Punt. Eerst was hij discotheek eigenaar en een van de eersten die Normaal naar het noorden haalde. Daarna verkocht hij de zaak en nu zoekt hij goud in Canada naast de bekende Tony Beets. Verder leerde ik dankzij de crack Manza Buitenzorg eigenaresse Rieka Caransa kennen. Vastgoedmagnaat Maup Caransa was helemaal gek van Ajax en Rieka haar paarden liepen dan ook in rood/wit kleuren. Dat rijke mensen slecht tegen hun verlies kunnen bleek toen Manza Buitenzorg in Groningen geklopt werd in de Gouden Zweep door Olaf Pride. Rieka zei me zonder met de ogen te knipperen “ach zo’n zweepje kan ik zelf ook wel kopen”. Een bijzondere kennis uit recentere tijden is Ger Visser. Ook hij werd groot in het onroerend goed en kocht zich suf aan “Eurocommerce” springpaarden en dravers. Ik interviewde hem in zijn eigen hotel/restaurant in Gorsel waar naar verluid de kranen in de badkamers van goud waren. Zoals zo vaak met grote eigenaren van veel paarden liep het met Ger minder goed af. Ik heb met interesse het boek “opkomst en ondergang van de kantorenkoning” gelezen waarin uit de doeken wordt gedaan hoe Ger een faillissement van € 700 miljoen heeft veroorzaakt. Zeldzame mensen, maar hij had illustere voorgangers als “Jan Antiek, Piet Postduif en de tennisgoeroe uit Hilversum”. Via mijn werk voor het vakblad kwam ik in aanraking met de ziekenhuis omroep Studio 73 waar ik naast paardensport ook al gauw FC Groningen mocht bezoeken. Dat was in de periode van Erwin en Ronald Koeman en de legendarische 5-5 wedstrijd tegen Ajax in Amsterdam. Vervolgens kwam ik in contact met Henk Kok en zo ben ik vanaf 1986 drafsport voor Radio Noord gaan doen. Later kwam daar het wielrennen bij. Mooie tijden met live radio vanaf de drafbaan, de start van de Giro d’Italia in Groningen en een etappe aankomst van de Ronde van Nederland in Groningen. Met evenveel plezier denk ik terug aan wielerrondjes om de kerk waarin in die dagen Peter Stokje en Edwin Veen schitterden. Met de opkomst van de televisie en het verdwijnen van mensen als Henk Kok, Jaap Alkema en Hans de Koning werd mij rol bij Radio Noord kleiner en kleiner. Vorig jaar heb ik in alle stilte de sleutel ingeleverd. Het is mooi geweest. Dat wil niet zeggen dat het leven rustiger en saaier is geworden. Ik heb mijn hele leven bestuursfuncties vervuld zoals bij de Harddraverij- en Renvereniging Groningen, het Sportmedisch Adviescentrum Noord, woningcorporatie De Huismeesters en de Provinciale Groninger Sportraad. Momenteel begeleid ik jaarlijks twee studententeams van de Hanzehogeschool bij hun deelname aan Jong Ondernemen, werk ik redactioneel mee aan tentamens Accountancy van de accountantsopleiding, ben ik penningmeester van de stichting LEAD en zit ik in de Raad van Toezicht van het Aletta Jacobs Collega te Hoogezand. Mijn eigen sportieve prestaties beperken zich tot recreatief hardlopen. Ik loop wekelijks nog drie keer en leg dan in totaal zo’n 25 kilometer af. Dat houdt me fit om al die bezigheden goed te kunnen doen. In oktober a.s. hoop ik voor de 31e keer de 4 Mijl te voltooien.
Aan het einde van deze kennismaking neem ik u nog even mee terug naar café Bolhuis. Van het prille begin zijn mij twee dingen bijgebleven. Dat was de jukebox waar de meest fantastisch muziek uit kwam. Toen ik het mij kon veroorloven heb ik zelf zo’n apparaat gekocht waar mijn favoriete muziek uit komt. Heden ten dage siert een echte Wurlitzer met daarin 100 vinyl singletjes onze woonkamer. Mijn ega Greetje, die gelukkig ook van drafsport houdt, is er net zo blij mee als ik. De andere herinnering aan de kroeg is het schilderij dat altijd bij het biljart hing. Na opa zijn heengaan verdween het schilderij uit beeld en is zelfs enige tijd als onderpand in een huis van plezier beland.
Vervolgens kwam het terecht bij een tante. Op een avond belde Edo Stukje die toen café Bolhuis exploiteerde dat die tante met het schilderij in de kroeg zat. Ze wilde er wel van af. Ik heb razendsnel zes briefjes van honderd gulden gepind en toog naar de Paterswoldseweg. Het stapeltje geld deed wonderen en sindsdien hangt het schilderij bij ons in de hal. Bij gebrek aan familieleden met interesse voor de sport zal het ooit naar het museum van de Nederlandse Draf- en Rensport gaan.