’t Groningen Gevoel van...

... Klaas Jan Bos

Met het Idéfix-tafeltennistoernooi is het allemaal begonnen. Het was midden jaren tachtig en ik kon aardig pingpongen. Als jongetje uit Emmer-Compascuum deed ik mee. Helaas was de tegenstander in ronde twee iets te sterk en lag ik er vroeg uit.

Mijn vader zei die middag dat de beloften van FC Groningen een oefenwedstrijd speelden en dat ene Johan Neeskens er voetbalde. Het was een stunt van Renze de Vries, hij haalde Neeskens ooit naar Groningen. Naar het Oosterpark dus en daar zag ik de man die ik alleen van een foto kende. Een beeld van een keihard ingeschoten strafschop in de WK-finale van 1974. Magisch. Die foto en mijn beeld die zaterdagmiddag in Groningen.

Steeds vaker kwam ik in Groningen. Voor mij als Veenkoloniaal de hoofdstad van mijn wereld. Trainen aan de Singelweg bij Jan Vlieg, broodje halen bij Paris en die opeten bij Café Hooghoudt. Daarna lijn 78 pakken naar Siddeburen. Want ik tafeltenniste inmiddels in Harkstede bij Argus. Ik voelde me volwassen.

Onvermijdelijk natuurlijk dat ik er ging studeren. Daar ging het mis. Niet met mijn leven, wel met mijn tafeltenniscarrière. Een onwillige knie. Ik lag vaak op de tafel bij de fysio van Zernike, tien meter verwijderd van de plek waar mijn liefde voor Groningen ontstond. Op het Idéfix-toernooi. Ik geloof dat mijn huisgenoot Mark Boumans (ja, die burgemeester en gedeputeerde) mij regelmatig aangeschoten thuis heeft zien komen.

Ik studeerde af en ging werken als gemeentejurist in Beerta. Prachtige tijd, omdat ik nog steeds trots ben op het bordelenbeleid dat ik toen heb geschreven voor de gemeente Reiderland. De informatieavond in 'De Pyramide' in Finsterwolde over dat beleid met een zaal vol pooiers en hoertjes staat me net zo bij als het commentaar dat ik mocht geven bij de drie goals in tien minuten van Luis Suarèz tegen Vitesse.

Ik heb namelijk in 2000 een carrière-switsch gemaakt. We waren met wat vrienden bij OOG Radio wat gaan doen en binnen een jaar werkte ik bij Radio Noord als verslaggever. En niet meer als gemeentejurist in Beerta. De opmars van FC Groningen, het kampioenschap van Donar onder Ton Boot; ik stond vooraan. Heb 'Altijd Wat Anders' gepresenteerd. Omdat ze in het Drentse Emmer-Compascuum gewoon Gronings praten. En ik heb mogen werken met Henk Kok en Jan A. van der Veen. Gek werd je er van, maar wat heb ik veel van ze geleerd. Dank.

Ach Groningen. TB heb ik er oplopen in het Paard van Troje, door een kuil gefietst op de Grote Markt waardoor ik door mijn rug ging. Drie weken plat. Parkeerboetes heb ik er gekregen op het Martinikerkhof omdat ik daar mijn auto parkeerde voor Radio Noord. Diep in de nacht terugkomend uit Kerkrade of Rotterdam na weer een wedstrijd van de FC. Jaap Nienhuis kreeg er nooit een boete. Die had in de auto een briefje liggen met de tekst. "Dit is de auto van Jaap Nienhuis."

In 2007 vertrok ik. Moe van het verslag doen van alleen maar FC Groningen, Veendam, Donar en Nic. Ik moest verder kijken van mezelf. Ik ging naar de omroep van Noord-Holland. Presenteerde NH Sport met Ton Ojers. De man met de mat, de analist die alles kon zeggen. In een tijd dat Van der Gijp er nog niet was. Volgde de sport daar. Veel mogen reizen, want de Noord-Hollandse club spelen vaak Europees. Tegenwoordig ben ik AZ-watcher. Interessante leuke club, al is het alleen maar omdat ik Hugo Hovenkamp elke dag tegenkom. Het "Aol goud Bos" klinkt elke dag vanuit de scoutingskamer. Het blijft een Oosterparker.

Het voelt altijd goed. Groningen. Mijn dochter is in Wittewierum geboren. Was lid van de FC Groningen Juniorclub. Tegenwoordig heeft ze een eigen wil en is ze AZ-fan. En dat is prima. Want we wonen in de Beemster, tusen Purmerend en Alkmaar. Wel gaan we binnenkort samen naar Donar, want Marene basketbalt fanatiek in De Rijp.

Door een speling van het lot ben ik tegenwoordig weer vaker in Groningen. De liefde heeft mij er teruggebracht. Hilde woont in de Rivierenbuurt. Daar waar ik ook tot 2006 woonde. En dus is Groningen weer een beetje thuis voor mij. Of anders gezegd, ik kom weer thuis. Het is de stad waar ik, net als zoveel jongens, geprobeerd heb man te worden. Maar als ik dan door de stad loop, even bij Elpee naar binnen ga, een hapje ga eten bij Boven Jan, mijn vrienden ontmoet, een drankje doe in het Concerthuis en daarna nog naar de Ellebogenbuurt ga, ben ik als een kind zo blij.