't Groningen Gevoel van...

...Ate Harsta

Of ik een stukje wilde schrijven voor de website van Sport in Stad. Ik schrik en bedenk me snel dat ik geen bekende (top)sporter ben, geen coach of sportjournalist en bovendien ook nog een Diep-Fries, hoe kun je die nu laten schrijven over Het Gevoel van Groningen?
Jan van der Veen, de beller, blijft rustig, weerlegt mijn argumenten en er ontstaat een boeiend gesprek waarin wij veel gemeenschappelijke herinneringen blijken te hebben aan Friese sporters uit de 60-er en 70-er jaren. Als we na een half uur het gesprek beëindigen heb ik toegezegd een stukje te schrijven.

Ik ben Ate Harsta geboren in 1948 en heb tot mijn 18e in Leeuwarden gewoond met mijn ouders en mijn jongere zuster. Mijn vader werkte bij de Rijkspolitie en was een zeer verdienstelijk sporter, zijn medaillekast in onze gang was gevuld met trofeeën van atletiek (verspringen, hink-stap-sprong en polsstok-hoog), kortebaanschaatsen en kaatsen. Helaas raakte mijn vader geblesseerd tijdens het polsstokhoogspringen, niet zo verwonderlijk als je weet dat er met een bamboestok werd gesprongen en dat men na de sprong van grote hoogte landde in een zandbak. Zijn rug raakte beschadigd, zenuwen vielen uit en mijn vader hield er uiteindelijk een klapvoet aan over. Ik heb ik mijn vader dan ook nooit als wedstrijdsporter kunnen zien, maar verhalen over die tijd vertelde hij wat graag. Hij was een goede kortebaanschaatser en bereikte een keer de finale waarin hij het op moest nemen tegen Abe Lenstra, ja die, ook een verdienstelijk schaatser. Voor de finale die bestond uit 2 of 3 wedstrijden over 160m kwam Abe bij mijn vader en stelde mijn vader voor het gezamenlijk prijzengeld maar te delen. Dat was de eer van mijn vader te na, ze schaatsten om de eerste prijs en mijn vader won vertelde hij trots.

Mijn ouders stimuleerden me ook te gaan sporten en na de atletiek bij Lionitas en het voetballen bij LAC-Frisia raakte ik verslingerd aan het kaatsen bij de LKC (Leeuwarder Kaatsclub). Wij namen het kaatsen heel serieus, maar buiten Friesland zag en ziet men het toch vaak als folklore. Dat snap ik wel een beetje, want zeg nou zelf, welke idioot loopt op schapenwollen sokken hard over een vaak nat grasveld achter een balletje aan dat gevuld is met paardenhaar?
We trainden 2 of 3 keer per week door onderlinge “potjes” te spelen en in het weekend speelden we wedstrijden. Meestal gingen we op de brommer naar de wedstrijden en het mooie was voor ons als jongkerels dat de wedstrijden vaak samenvielen met de kermis in een dorp. De kleine dorpskermis bestond meestal uit een draaimolen, die s’-avonds zweefmolen werd, een schiettent én natuurlijk de feesttent waar na afloop van de wedstrijd winst én verlies werden gevierd met de lokale bevolking voor wie de kermis het belangrijkste feest van het jaar was.

In de zestiger jaren zat ik op de RHBS in Leeuwarden, een zeer degelijke maar nogal strenge school. Ik ging met weinig plezier naar school, vond eigenlijk alleen pauzes en tussenuren leuk, maar gelukkig rolde ik zonder veel moeite door de klassen waarna ik in 1966 Wiskunde studeren in Groningen.
Ik kreeg een kamer bij een hospita in de Paulus Potterstraat, letterlijk en figuurlijk onder de rook van de suikerfabriek. Ik werd lid van Unitas, toen de enige studentenvereniging waar de studenten bij aanmelding niet kaal werden geschoren. Ik bleef één jaar lid en volleybalde dat jaar in de Korenbeurs aan de Vismarkt en handbalde in de koude veilinghallen aan de Peizerweg. Ook toen had de gemeente Groningen al weinig geld over voor fatsoenlijke (top)sportaccommodaties.
Friesland bleef trekken en ieder weekend ging ik dan ook weer naar Leeuwarden, later gecombineerd met tussenstop inZuidhorn waar ik verkering kreeg met mijn latere echtgenote. Vrijdag was de stappersavond en in het weekend gingen we zelf sporten of gingen we naar wedstrijden van Cambuur en de Feenstra Flyers in het altijd uitverkochte Thialfstadion in Heerenveen.

Tijdens de 60-er jaren was ik me steeds meer gaan interesseren voor de popmuziek die je in Leeuwarden goed kon beluisteren op de Engelse zeezenders London en Caroline. Met een aantal studenten gingen we de hitlijsten bewerken tot compacte maandoverzichten, deze bundelden we in een boek dat we zelf hebben uitgegeven met als titel “The Hitsounds of the Sixties”. De verkoop werd gestimuleerd door mijn bezoekjes aan de dj’s in de studio van Hilversum 3 zoals Eddy Becker en Felix Meurders. Zij gebruikten ons boek en noemden dan vervolgens mijn gironummer waarmee je ons boek kon bestellen.

Mijn vriend en ik kregen de smaak te pakken en werden zelf ook dj-s die met KLM-koffertjes vol gouwe ouwe platen op stap gingen. Aanvankelijk bij VERA o.a. met de bekende Groninger Kees van der Hoef en bij Albertus Magnus, maar al snel werden we geboekt door discotheken in Groningen en Drenthe.
Je zult begrijpen dat we eigenlijk parttime student waren geworden, daarbij speelde ook mee dat de studie Wiskunde zo verschrikkelijk saai was en totaal niet uitnodigde om je voor in te spannen. Gelukkig was er toen geen limiet aan het aantal jaren dat je mocht studeren en er was geen prestatiebeurs. Ik ben mijn ouders nog steeds dankbaar dat ze mij mijn eigen route lieten volgen door mij financieel te steunen, ik verdiende geld bij met dj-en en bijles Wiskunde geven.

Uiteindelijk kwam alles op zijn pootjes terecht en haalde ik via de RUG de onderwijsbevoegdheid MO-A Wiskunde en ging ik in 1972 in het middelbaar onderwijs werken. Ik was en ben nog steeds een groot voorstander van het openbaar onderwijs, maar mijn eerste school was het Christelijke Wessel Gansfortcollege, toen in de Grote Rozenstraat. Na één jaar kon ik een vaste aanstelling krijgen, ik sloeg het aanbod af omdat ik dan ook de lesdag moest openen en sluiten volgens een verplicht schema. Gelukkig kon ik meteen terecht bij de RSG Kamerlingh Onnes (voorheen de RHBS) aan de Grote Kruisstraat met toen nog de noodlokalen aan de Virulystraat.

Wie had kunnen bedenken dat dit tot mijn pensionering in 2010 “mijn school” zou blijven? Weliswaar kreeg de school steeds weer andere namen en ik andere functies.
De RSG werd gemeenteschool en werd Kamerlingh Onnes College en na fusie met de Leon van Gelder Middenschool werd het een afdeling van het Reitdiep College. In 2002 werd de Simon van Hasselt ook onderdeel van het Reitdiep College.

Ik werd via conrector in 1980 en plv. Rector in 1980 uiteindelijk in 1997 rector van het Reitdiep College. Een mooie boeiende baan aan de school met drie zeer verschillende scholen. Als rector kreeg ik ook te maken met de Groninger politiek en aan die tijd denk ik nog vaak terug als er gesproken wordt over de Topsporthal en de sporthallen/velden voor de recreatieve sportbeoefening: het is een illusie te denken dat de wethouder en raad bepalen wat er in de stad gebeurt, de macht van de ambtenaren in Groningen is verschrikkelijk groot en maakt een snelle effectieve beleidsvorming vrijwel onmogelijk.

Terug naar de sport. Mijn school, toen RHBS, had een eigen sportvereniging “Brinio” opgezet door de gymleraren. Eén van de vroegere gymleraren Joh. Daams was zelfs de man die in de jaren 20 van de vorige eeuw via zijn Duitse connecties deze van origine Duitse sport in Nederland introduceerde.

Middelbare scholen geven in november en december voorlichting aan toekomstige brugklassers en in 1996 ontmoette ik op één van die bijeenkomsten in Bedum de familie Robben. Ze vertelden dat de zoon Arjen een aardig potje kon voetballen en dus eigenlijk naar de sportstroom van het Röling College zou moeten gaan om zo extra faciliteiten rond studie en examen te krijgen. Kamerlingh Onnes had geen sportstroom, maar Arjen wilde toch bij ons op school komen. Ik zag het wel zitten met Arjen en beloofde ter plekke dat wij dezelfde faciliteiten zouden bieden. Toen Arjen in 4VWO zat en zijn debuut maakte tegen Feijenoord raakte zijn carrière in een stroomversnelling. Hij kreeg een contract bij PSV maar zou nog één jaar bij Groningen voetballen. Om de school in dat laatste jaar toch af te sluiten met een diploma stapte Arjen over naar de HAVO en deed af en toe een beroep op mijn belofte. Arjen was regelmatig op stap met vertegenwoordigende elftallen en maakte dan de schoolonderzoeken onder toezicht van de KNVB. Hij slaagde met glans en vertrok met medeleerling Bernedien naar Eindhoven.
De Robbens lieten de waardering voor Kamerlingh Onnes regelmatig blijken, met twee collega’s waren we op de bruiloft van Arjen en Bernedien en bij mijn afscheid kreeg ik een Bayernshirt met rugnr 10 en handtekening.

Een andere bekende oud-leerling is Bouke Mollema. Bouke was een laatbloeier in de wielrennerij.Wij hebben daar toen hij op school zat niet zo veel van gemerkt, behalve dan dat hij de afstand tussen Zuidhorn en de school wel erg snel kon afleggen op een “gewone” fiets. Toen hij bij de Rabo-ploeg ging fietsen kwam hij nog regelmatig op school o.a. om met docenten tochten te fietsen. Tijdens het 150 jarig bestaan van onze school verzorgde hij samen met NOS-commentator Herbert Dijkstra een geanimeerde avond rond de in en outs van profwielrennen.

Hoe zat het met mijn eigen sportieve leven? Het fanatieke was er na de studie wel af. Betty en ik trouwden in 1972 en gingen wonen op een verdieping aan de Friese Straatweg maar verhuisden al na 3 jaar naar de Plutolaan in Paddepoel.
Rond die tijd ontdekte ik dat er in Groningen een kaatsclub was. Veel Friese studenten die
kaatsten wilden “in de week” ook wel trainen. Om te kunnen kaatsen moet je een veld huren en materiaal aanschaffen. Voor deze kosten zocht de club waar ik toen voorzitter van was geworden een sponsor die we vonden in de persoon van de uit Harlingen komende Henk Westra. Hij had een verzekeringskantoor in Groningen en was bereid alle kosten te betalen inclusief de kleding voor de vertegenwoordigende teams op voorwaarde dat wij de naam van zijn kantoor opnamen in de naam van de club. Zo ontstond “WEZON- de Sterke Earm” tot ontzetting van de KNKB die alle sponsoring verboden had omdat het alleenrecht voor sponsoring aan de Frieslandbank was verkocht. Na jaren strijd werd de naam alsnog geaccepteerd.
Van 1994 tot 2002 won de afdeling Groningen zelfs vier keer de Bondspartij, de belangrijkste afdelingskaatswedstrijd van het jaar. Eén kaatser was er iedere keer bij, de ook in Groningen wel bekende kaatser en handballer Sake Porte, woonachtig in Winsum. De kaatsclub bestaat nog steeds, heeft ongeveer 30 leden en traint op de velden aan de Eikenlaan.

In 1978 verhuisden we naar Zuidhorn waar ik ging volleyballen bij de Meeuwen. Onze beide kinderen Arjen en Nynke hebben daar alle jeugdteams doorlopen en ik ging mee naar de wedstrijden als begeleider of coach. Rond mijn 55-ste ben ik gestopt met volleyballen, het verplichtende ging me tegenstaan: iedere thuiswedstrijd was zaterdagavond om 8u en de uitwedstrijden speelden we vaak pas om 11u in Appelscha en Zevenhuizen. Tegenwoordig wandel ik vrijwel elke dag en ik fiets af en toe, vooral in de zomer.

Natuurlijk blijft sport me boeien, vooral basketbal, wielrennen, atletiek en voetbal. De FC kan niet rekenen op mijn warme belangstelling, het niet-aanvalsplan en het tikkie-terug-syndroom spreken mij niet zo aan.
De belangstelling voor Basketbal ontstond toen Rob Schuur van het Noorderpoortcollege me als collega-directeur een keer uitnodigde mee te gaan naar een wedstrijd van Donar. Dat was het begin van mijn betrokkenheid bij het basketbal en jaren later werd ik lid van het bestuur van de supportersvereniging Donar.

Het moet rond 2012 zijn geweest dat ik in Martiniplaza mijn oud-leerling Jack Suiveer weer ontmoette. Hij vertelde dat hij met vrienden regelmatig naar Oldenburg ging om daar naar basketbal te kijken. Ik zei dat ik wel een keer meewilde als er een plekje over was en al snel reisden we af naar de net geopende nieuwe EWE-Arena. Er was meteen een klik en sindsdien gaan we regelmatig in wisselende samenstelling op stap naar basketbal-, voetbal- of ijshockeywedstrijden in het buitenland.

In 2018 werd ik gevraagd mee te denken over de oprichting van De Sportpartij die mee ging doen met de gemeenteraadsverkiezingen in Groningen. Zat ik ineens te vergaderen met bekende namen uit de Groninger sportwereld zoals bijvoorbeeld Martijn vd Veen, Glenn Pinas, Jack Suiveer, Jans Abbingh, Sandra van Bergen, Dick heuvelman, Peter Merx en Dennis Borst. We wilden een partij maken die duidelijk zou maken dat bewegen voor álle Groningers een must is. Dat betekende o.a. goede faciliteiten voor zowel de recreatieve sporters en de topsporters die daarmee eindelijk eens serieus genomen worden. Helaas haalden we net geen zetel, wel hadden gevestigde partijen veel van onze speerpunten overgenomen, maar zoals gebruikelijk waren ze de beloftes uit de verkiezingsprogramma’s al snel weer vergeten. Gelukkig gaat De Sportpartij door en zal binnenkort weer van zich laten horen!

Het gevoel van Groningen. Voel ik me nu ik al 53 jaar in de provincie woon en werk een Groninger? Nou nee, ik voel me er wel thuis, maar blijf een Fries weliswaar om utens.
Nu mijn ouders overleden zijn kom ik minder vaak in Leeuwarden, maar ik bezoek nog steeds ieder jaar de PC in Franeker en andere kaatswedstrijden waar ik vrienden van vroeger ontmoet. Ook kom ik jaarlijks bij de ronde van Surhuisterveen en bezoek wedstrijden van Aris in Leeuwarden.

Ate Harsta
Februari 2020