't Groningen gevoel van...
...Koos Bauman
Geboren en getogen aan de Emmasingel beleefde ik mijn eerste levensjaren. Voor het raam vanuit onze bovenwoning kon ik vol belangstelling kijken naar het maneuvreren van de volgeladen schepen in de Zuiderhaven die lagen te wachten voor de Westerhavensluis. Schepen vol met suikerbieten op weg naar een van de beide suikerfabrieken die Groningen toen nog rijk was. Wist ik veel dat die suikerbieten bij de Stad behoorden, zoals roeien bij een studentenstad. Ongetwijfeld kwamen die ranke bootjes met roeiers toen ook voorbij in Zuiderhaven, maar dat kan ik mij niet herinneren. Laat staan dat ik toen kon bevroeden dat de roeisport later een groot deel van actieve sportjaren zou bepalen. Als roeier ontdekte ik hoe anders en mooi ‘mijn stad’ ook kan zijn, roeiend door de grachten. Het geluid van de vleugels en de poten die nog net het water raken van de weg fladderende meerkoet. Of het geluid van de woonbootbewoner die het laatste restje koffie uit zijn koffiepot uit het raam in het water gooit. Terwijl schuin boven je het verkeer over de diepenring raast. Het hoofd buigend uit ‘eerbied’ voor de brug om een hersenschudding te voorkomen, terwijl de haastige bezoeker aan de Stad met aan beide handen een boodschappentas een snelle blik opzij werpt naar wat er op het water gebeurt.
Verschillen sporten actief beoefenen, als supporter, verslaan als journalist en organiseren zit door alle jaren van mijn leven verweven. Basketbal bij Olympia. Toen basketbal nog een niet-contactsport was. Voetballen op de grasvelden bij het Overwinningsplein en het KPN-gebouw er nog niet stond. We woonden toen inmiddels in Corpus den Hoorn dat nog in ontwikkeling was. De brug over het Noord-Willemskanaal die Corpus Den Hoorn met De Wijert verbond leverde weer nieuwe ervaringen. De Ambonezen die in De Wijert woonden, kwamen over die brug en gingen ‘onze voetbalvelden’ gebruiken. We leerden dat we onze velden ook konden delen en zelfs dat we tegen elkaar konden spelen. Een win-win zouden we nu zeggen.
Sport verbroedert en de nieuwe vrienden die ik daarmee leerde, opende ook mijn blik op de wereld. Thuis bij mijn Ambonese vrienden ontdekte ik dat zij veel grotere gezinnen hadden dan wij. En dat hele generaties van grootouders, ouders, kinderen en soms ook nog ooms en tantes in één huis woonden. In sommige flats was daarom de muur tussen twee woningen er uitgehaald.
In het waterrijke Nederland moet je leren zwemmen. In de zestiger jaren was er nog schoolzwemmen en blijkbaar dacht men dat ik talent had en onder de bezielende leiding van Jan van der Tuin heb ik vele tientallen trainingskilometer afgelegd in het oude Helperbad en de Papiermolen. ‘s Avonds op werkdagen werden op verschillende plaatsen in het noorden wedstrijden gezwommen. Een ‘Pieter van den Hoogenband’ zat niet in mij. Misschien ook wel, maar daarvoor waren er te veel andere leuke dingen die de Stad te bieden had. De chloorlucht en rode oogjes in die jaren hielpen mee bij de keuze toen ik gevraagd werd voor het waterpoloteam van ZCG en beleefd bedankte. Diep respect heb ik voor die sporters die zich jaren volledig kunnen afsluiten om voor dat ene doel, een wereldtitel of olympische medaille kunnen gaan.
Sport was ook met een groep vrienden naar Donar gaan. Eerst nog in Paddepoel en later in de Evenementenhal. Met nostalgie denk ik terug aan de jaren dat we na de wedstrijd van Donar in het tegenwoordige Martiniplaza samen met andere supporters doorstaken naar de ijshal voor de wedstrijd van Gijs.
De ijsbaan in het Stadspark was ook de kweekvijver voor Groninger schaatsers die nationaal doorbraken. De trainingsfaciliteiten waren niet optimaal voor de schaatsers van het gewest Groningen met daarin schaatsers als Gerard Kemkers, Carla Zijlstra, Alida Pasveer, Erna Uitham en Henk Nijdam. Met de komst van Kardinge werd ook weer nieuwe generatie schaatsers voortgebracht. Toch heb ik Kardinge als bezoeker nooit zo aantrekkelijk gevonden als het ijshockey en de schaatswedstrijden in het Stadspark.
Vaak ben ik naar sporthal Vinkhuizen gefietst. Niet alleen vanwege Bill Pijl met eerst zijn mannenteam in de eredivisie en later de vrouwen, maar ook voor de handbalsters van Vlugheid en Kracht. V&K speelde toen mee in de top van de eredivisie. Keepster Jeichien Weijer was een van de belangrijkste steunpilaren van het team en had de ‘pech’ uit het noorden te komen, te ver om uitgenodigd te worden voor de nationale selectie. Janna Balasters werd later wel opgemerkt door de bond en speelde meer dan tien interlands.
Natuurlijk was ik er bij tijdens het eerste kampioenschap van Donar en de daaropvolgende. Donar is Groningen net zoals de FC, Lycurgus en Nic. Op sportief gebied wil je je als Groninger daarmee identificeren. En mijn eigen sport, het roeien? Er zijn door Groninger roeiers veel grote successen behaald en ongetwijfeld zullen er nog vele volgen. De meeste Olympische medailles door Groningers zijn in de roeisport behaald. Het zijn de Hunze-zusters, Gyas-roeisters en dan weer Aegirroeiers. Dat maakt het voor de buitenstaander soms wat ondoorzichtig. Voor mij hoort het roeien bij Groningen zoals de Martinitoren bij de Grote Markt.