't Groningen gevoel van ...
... Lieneke Heuvelman
Mijn Groningen gevoel ligt in Niekerk, een klein dorp in het westen van de provincie Groningen, het Westerkwartier. Het Westerkwartier is het meest onbekende deel van Groningen. Het is een no-nonsens gebied waar nooit wat gebeurt.
Ik ben overigens geboren in Tynaarlo in de kop van Drenthe. Op 7-jarige leeftijd verhuisde ik naar Niekerk, waar mijn vader een kroeg kocht. Het was een dorpscafé dat het middelpunt van de gemeenschap bleek te zijn met de deftige naam "Het Oud Gemeentehuis". Bijna al het sociale leven, zoals bruiloften, begrafenissen, feesten en partijen speelde zich daar af. De plaatselijke voetbalclub, VV Niekerk, was voor ons een bron van bestaan. Het was natuurlijk niet zo, maar in mijn beleving waren de voetballers van de vv Niekerk er altijd. Het leven speelde zich voor een groot gedeelte af in het café Het Oud Gemeentehuis.
Voor de wedstrijd op zaterdag en zondag verzamelden de spelers zich in het café en verkleedden de tegenstanders zich op het toneel. In de rust sjeesde ik of mijn broer met een ketel hete thee op de fiets naar het veld. En na de wedstrijd zaten vriend en vijand met z'n allen in de kroeg. Douchen was er niet bij. In een zinken tobbe op de buitenplaats met de tuinslang die door het raam hing, bespoten de voetballers elkaar met het koude water. Vervolgens moesten ze zich aankleden op het toneel. Mijn opa, die bij ons in huis woonde en 102 jaar werd, vond het altijd billijk als de tegenstander had gewonnen, omdat ze van ver waren gekomen.
Beroemd zijn de derby's met Zuidhorn, de club met kapsones en als Zoutkamp kwam spelen was het groot feest. Die Zoutkampers gingen echt nooit weer naar huis. Trouwens, de verstokte vrijgezellen onder de Niekerker spelers ook niet. Vanuit het café belandden ze in de keuken en als Studio Sport begon verplaatste het gezelschap zich naar de kamer waar de tv stond. Van klandizie kon je dan niet meer spreken. Mijn moeder stopte ze vol met koffie en broodjes.
Aan de muur van onze doorrit, de schuur, hing een kastje waar de opstellingen wekelijks in aangeplakt werden. De twijfelgevallen belden steevast voor de wedstrijd op om te vragen of ze ook opgesteld stonden. Bij slecht weer rinkelde de telefoon afgebroken: "Gaat het voetball'n ook deur?" Zijn gevleugelde woorden geworden in onze familie. Over communicatie gesproken. Het gebeurde bijna elke zondagochtend dat mijn vader diverse spelers van het tweede wakker moest bellen. Er waren vaak niet meer dan zes op tijd voor vertrek.
In Niekerk bestonden geen rangen en standen. Tenminste zo heb ik het ervaren. Natuurlijk was er verschil in afkomst, opleiding en inkomen. Maar daar merkte ik nooit wat van. In het café was iedereen gelijk. Het was een beetje zo als Vader Abraham bezingt in het lied " Daar in het kleine café aan de haven, daar zijn de mensen gelijk en tevree."
Bij feesten en partijen was ook iedereen aanwezig, van boer tot notabel en fabrieksarbeider. Kinderen die naar de ULO, de ambachtsschool en de huishoudsschool in Leek gingen, fietsten allemaal met elkaar op. Er zat wel eens een aignwieze tussen, maar die ging dan ook met de bus naar het gymnasium in Groningen.
Mijn moeder was de baas in het café. De jongens uit het dorp luisterden beter naar mijn moeder dan naar hun eigen moeder. Als mam verordoneerde dat het afgelopen en genoeg was, dan was het afgelopen. Zonder mokken dropen de vooral jongere gasten af. Bij het 75-jarig bestaan van de vv Niekerk kwamen deze verhalen weer eens breedvoerig op tafel.
Ik heb 15 jaar van mijn leven in Niekerk doorgebracht. Hoewel ik het in die tijd wel eens vervelend vond, altijd gasten om je heen, nooit vrij, kijk ik met veel Niekerk gevoel terug. Dit Groningse dorpje zit diep in mijn hart.