’t Groningen Gevoel van ...

...Joop Daggers

Het is zondag. Zondag 1 december 1996 om precies te zijn. In Montréal, Canada, moet de dag nog op gang komen. De winter niet, die is al enige tijd onderweg. In de nog verlaten straten liggen de trottoirs verstopt onder een dikke witte laag ijzige sneeuw. De buitenlucht is koud, maar niet zo onmenselijk koud als we later die winter, in maart en april, nog gaan beleven. Dan zal de temperatuur onder de min-40 graden celsius duiken. Gevoelstemperatuur min-53, voegt de weerman er op de allerkoudste dag aan toe. Hij knippert niet met zijn ogen. Business as usual. Welkom in Montréal.

Maar vanochtend valt het dus nog een beetje mee. Zoals vaker op zondag ben ik op tijd opgestaan, nou ja, vergeleken met de vrienden met wie ik het zaterdagnacht weer laat heb gemaakt. Het mag hier dan half tien zijn; in Nederland is het zes uur later. De tweede helft van Ajax-FC Groningen is net begonnen. Opschieten!

Smartphones moeten in 1996 nog worden uitgevonden. Internet staat nog in de kinderschoenen. Het gemak waarmee we vandaag elke balomwenteling waar ook ter wereld wel ergens live kunnen streamen, voelt in de jaren negentig van de vorige eeuw nog als pure science fiction. Maar ja, die wedstrijd wordt wél gespeeld. Dus trotseer ik de besneeuwde straten, de kou en mijn kater om een computerwinkel aan Rue St Catherine binnen te glippen zodra de eigenaar de deur van het slot haalt. In zijn winkel staan computers uitgestald voor de verkoop. Sommige hebben ook een internetverbinding, vrij te gebruiken voor de klanten. Als ik voor de zoveelste keer op refresh klik om de actuele teletekstpagina te zien, ontsnapt me een vreugdekreet. Het staat er echt: in de 81e minuut heeft Dean Gorré de gelijkmaker gescoord. Vroeg doelpunt van Ronald de Boer ongedaan gemaakt en een glorieus puntje bij ons eerste optreden in die spuuglelijke Arena: mijn zondag had slechter kunnen beginnen. Vrolijk glibber ik terug naar mijn appartement, waar ik mijn halfwakkere huisgenoot (Chelsea-fan, kent FC Groningen alleen van de vlag die aan mijn muur hangt) zingend en lallend deelgenoot maak van mijn enthousiasme om Dino’s treffer én het mooie resultaat. De hele scène is inmiddels 25 jaar geleden, dus zijn reactie herinner ik me niet exact meer. Het zal ergens tussen schouderophalen en een meewarige blik in hebben gezeten. Niet dat het mij iets kon schelen.

Kleuren, karaktereigenschappen, ambassadeurs en memorabele momenten
Het Groningen-gevoel kent vele gedaanten, dat bewijst deze website wel. Sommige onderdelen keren vaak terug. Kleuren (groenwit met name), karaktereigenschappen (nuchtere eigenzinnigheid zou mijn samenvatting zijn), ambassadeurs (gezien die samenvatting noem ik maar even Bauke en Arjen, maar de lijst is natuurlijk veel langer) en memorabele momenten. In die laatste categorie liggen De Bekerwinst, promotie aan de Meerdijk, landstitels van Donar, Marianne’s gouden races, de ippons van Henk en Kim, Bauke’s zegetocht in Lombardije en, heel actueel, twéévoudige etappewinst in de Tour, heel erg voor de hand. Maar het Groningen-gevoel is bepaald niet alleen vreugde, weten we allemaal. Die frustrerende, niet door scheidsrechter Rolvink geregistreerde voet-op-de-driepuntslijn van Rolf Franke in de Martinihal, de welhaast therapeutische post-degradatiewedstrijd tegen Zwolle in een grotendeels leeg Oosterpark: ze staan me nog minstens zo scherp op het netvlies.

Want wie de pijn niet gevoeld heeft, beleeft de euforie maar half. Bij het Groningen-gevoel hoort dat dus allebei. En daarbij is het niet iets dat je met een schakelaartje aan of uit kunt zetten. Voor mij was er in ieder geval geen ontsnappen aan. Het cliché van de paplepel in optima forma. Nog voor ik zelf kon nadenken juichte ik in mijn Wijchense jeugdjaren al mee met mijn vader als hij op zondagavond tijdens Studio Sport vooral FC Groningen volgde. Doordeweeks keek ik reikhalzend uit naar de post, met daarbij de trouw door mijn Groningse oma uitgeknipte wedstrijdverslagen uit het Nieuwsblad van het Noorden. In de zomer logeerde ik graag bij mijn familie in Paddepoel. Mooie bonus in die jaren: ze woonden naast Ron Jans. Op school was ik het buitenbeentje tussen alle NEC- en Feyenoordfans, maar ach, wisten zij veel… Het Groningen-gevoel was hen volkomen vreemd.

Afstand groter, gevoel sterker
En misschien wordt dat gevoel wel sterker naarmate de afstand groter is. De keuze voor mijn studiestad was natuurlijk snel gemaakt. Dertien Groningse jaren volgden, eerst aan de Rijksuniversiteit, later in dienst van Gasunie. In die jaren was ik vanzelfsprekend het meest letterlijk betrokken bij Stad, Ommelaand en de lokale sport, voedde ik actief mijn Groningen-gevoel. Niet alleen door stadionbezoek, maar ook in prachtige vraaggesprekken met Hugo en Leonardo, met Gregoor en Dominique, met een exoot als Mustapha el Idrissi die met zijn vriendin Aurélie naar de FC was gekomen en het daar wel even zou komen maken. Tijdens mijn stage bij De Gelderlander sprak ik Bas Roorda, die de FC voor NEC inruilde, over zijn Groningen-gevoel. En Jeffrey Kooistra, die de omgekeerde weg bewandelde en tot mijn genoegen zó hard afgaf op zijn oude club, dat Voetbal International naar hartenlust citeerde uit het artikel. Samen met collega-redacteur Marleen Hanenberg, de latere politiewoordvoerder, interviewde ik voor FC Groningen Magazine de vroegwijze 17-jarige Arjen Robben bij hem thuis in Bedum. Over nuchtere eigenzinnigheid gesproken: ‘Barcelona vind ik een schitterende club, maar dat betekent niet dat ik daar ooit zal spelen. Je weet toch niet hoe het loopt. Er kan nog zoveel gebeuren, ik ga gewoon stap voor stap.’ Noch hijzelf, noch Marleen of ikzelf kon toen vermoeden dat hij bijna twintig jaar later de stap terug naar (FC) Groningen zou zetten en daarmee niet alleen zijn eigen, maar ook mijn Groningen-gevoel een gigantische boost zou geven. Ik was toen al vijftien jaar weg uit Stad en vertoefde nota bene in de Eifel voor een korte vakantie toen het nieuws bekend werd. Maar ik zei al: hoe groter de afstand, des te sterker het gevoel.

Dat toonde ook mijn vader. Na een vernietigend herseninfarct was hij tot weinig meer in staat en kende het leven nog maar weinig lichtpuntjes. Samen naar een livestream van ons cluppie kijken, vanuit bed of vanuit zijn rolstoel, het waren kleine hoogtepunten in zijn verder zo uitgeholde bestaan. Op uitnodiging van NEC woonden we zelfs nog een FC-wedstrijd bij in een speciale skybox van het Goffertstadion. Voor één middagje was de immense afstand niet zo groot en kon hij zich, als jongetje van de Van Starkenborghstraat, nog eens laven aan zijn eigen Groningen-gevoel.

Groter dan in Montreal is voor mij de afstand nooit geweest. Dus als vanzelfsprekend toog ik, een week na die 1-1 in de Arena, op mijn Canadese zaterdagmiddag weer vol goede moed naar de computerwinkel op de hoek. Op het menu stond Roda-uit. Een roemloze 2-0 nederlaag was ons deel, met een rode kaart voor Jan Veenhof. Het Groningen-gevoel pur sang: dapper de teleurstellingen verbijten, stevig mokken, maar dat alles wél in de wetenschap dat dat ene mooie moment er vanzelf weer aankomt. Dat de Montreal Canadiens die avond in de NHL de Chicago Blackhawks met 3-2 klopten, heeft de pijn vermoedelijk wat verzacht.

Profiel
Joop Daggers (Wijchen 1974; Groningse vader, Brabantse moeder) groeide op in het Zuid-Geldserse rivierengebied en vertoeft nu alweer zestien jaar samen met de leukste vrouw van Groningen aan de Haagse kust. Daartussenin leefde, studeerde en werkte hij dertien jaar in Stad, waar hij onder meer (hoofd)redacteur was van d’Olle Grieze en FC Groningen Magazine, met bevriende medesupporters de allereerste FC-website creëerde en Open Dagen organiseerde, het perscentrum runde en de communicatie verzorgde tijdens het WK Schaken in 1997 en (communicatie)bestuurslid was van Eurovoetbal. Zijn seizoenkaart van de FC heeft hij nog altijd.