Het Groningen Gevoel van…

Het Groninger gevoel van Jan Vlieg

Ik was 12 jaar oud toen we van Medemblik naar Middelstum verhuisden. Het was zomervakantie, een mooie gelegenheid om te anticiperen op de nieuwe omgeving en me te oriënteren omtrent de Groningse taal, want anders telde je niet mee op straat. Na de vakantie ging ik naar de Rijks-HBS in de grote stad. Een school die onder leiding van directeur Groenman bekend stond om zijn goede resultaten. Dan sprak vooral mijn vader aan. Geplaatst in een klas met overwegend buitenleerlingen was het lastig om echte vrienden te maken. Een fatsoenlijk overblijflokaal ontbrak, om over een kantine maar te zwijgen. Dat werd dus tikkertje spelen in V&D in de middagpauze, met galoppades over de roltrappen als gevolg. Kunst daarbij was om uit handen te blijven van de in bruine pakken gestoken bewakingsdienst. Na afloop was er vaak een bolletje ijs (à 15 cent) bij Talamini aan de Grote Markt. Een cursus stijldansen was een must in die dagen. Op dat front werd ik gekneed door maître Theodorus Bus in de Poelestraat. Ik moest er nogal van transpireren.

Gelukkig waren er met enige regelmaat sportdagen, waarbij ik werd geselecteerd voor volleybal, basketbal, tennis, dammen, hoogspringen en de middenafstanden. Bij interscholaire wedstrijden leek de sfeer op alle andere scholen mij beter dan op de RHBS. Het was dus niet de gelukkigste periode van mijn leven. Dat zou veranderen toen ik op mijn 18e Sociale Geografie ging studeren aan de Rijks Universiteit en op kamers (2 bij 4 meter, à 60 gulden per maand) ging wonen aan de Zaagmuldersweg. Het was de bedoeling om aardrijkskunde leraar te worden. Twee studiegenoten werden goede vrienden in het eerste studiejaar. Het leek ons een goed idee om ook een cursus Italiaans te volgen, vooral omdat deze aan de studie kunstgeschiedenis verbonden colleges werden bezocht door hordes mooie vrouwen. Mijn vader financierde spontaan het benodigde studieboek à 35 gulden: ‘het is goed om je blikveld te verruimen jongen’. Dat was niet tegen dovenmans oren gezegd, vanaf het startschot liep de studie ernstige vertraging op. Eerst omdat we niets deden, later omdat we andere activiteiten erbij gingen doen. Nog weer later omdat de militaire dienst moest worden geëlimineerd uit mijn bestaan. Centraal stond het Studenten Sportcentrum en het logische verlengstuk ervan: Café Havenzicht. De weekends bracht ik door op het Hoge Land. Daar stond inmiddels de tafeltennisclub Midstars centraal. Met enige regelmaat stelde mijn vader de vraag hoe het met mijn studie stond. Dat bracht mij in enige verlegenheid, derhalve besloot ik dat traject zelf te gaan financieren. Het sportcentrum bracht uitkomst; want vanaf 1971 werd ik daar sportleider. In de loop der jaren bouwde ik de 8 uren per week uit tot een halve baan. Daarmee was ik een rijke student geworden. Van directeur Pieter Tilstra kregen we alle vrijheid van werken.

Dat bleek een ideale voedingsbodem te zijn voor de ontwikkeling van topcoaches op diverse fronten. Ik noem: Joop Alberda (volleybal), Tjaard Kloosterboer (schaatsen), Rob van den Brink (roeien), Chris Eimers (voetbal) en Popko de Jonge (tennis). De studenten kregen bijles tot in de kleine uurtjes in Havenzicht, gerund door Jan Koster, de spelverdeler met de fluwelen handjes. Hij had ook een perfecte hand van schenken. Heel topsportend Groningen trof elkaar daar op de zaterdagavond, benieuwd naar elkaars resultaten. Winst en verlies werden stevig weggespoeld.

Zeker twee keer hebben we daar Mart Smeets, die als basketbalverslaggever graag naar Groningen kwam, de trap opgesleept om te kunnen rusten. Een zware hijs! Begin 80’er jaren besloot Hare Majesteit mij buitengewoon dienstplichtig te verklaren. De hoogste tijd voor de laatste tentamens om een traject af te sluiten waaraan ik eind 60’er jaren was begonnen. Helaas was ruim de helft van mijn doctoraal studie verjaard. Tielstra schreef een brief aan de faculteit en het College van Bestuur. Om hen te wijzen op mijn speciale verdiensten. Ik kreeg mijn bul, was daarmee aardrijkskunde leraar, maar heb nooit meer een les gegeven. Inmiddels was ik op parttime basis actief voor de NTTB als bondscoach. Gedurende ruim 15 jaar bracht de pingpongbal mij over de hele wereld. Bij terugkomst op Schiphol was iedereen al bijna thuis. Ik pas 3 uur later. Vaak bereikte mij de vraag waarom ik niet wat centraler in het land ging wonen. Het antwoord: ‘Omdat ik in Groningen aankom!’. Topsport is gelieerd aan media. Bijdragen voor het Nieuwsblad van het Noorden en voor RTV Noord werden ankerpunten in mijn bestaan. Nog weer later kwam ik in aanraking met Provincie en Gemeente: de Chinese markt werd bestormd. Als China-consultant had ik voor het eerst baat bij mijn studie. Sociale geografen hebben eigenlijk overal verstand van, maar nergens genoeg. Kortom: de ideale boodschapper, te meer daar voor mijn tafeltennisverleden in China meer respect bestond dan in eigen land. Tijdens mijn huwelijk woonde ik ruim 30 jaar aan de Singelweg. We hadden daar aan huis een eigen sportzaal annex feestzaal. En dat, op 10 minuten lopen van de Grote Markt. De laatste stap hoop ik voor de zomer van dit jaar te kunnen zetten. Ik ga namelijk een appartement betrekken op de hoek van Oosterstraat en Zuiderdiep, mijn favoriete locatie. De cirkel die zich begon af te tekenen onder het regime van Groenman en die verder vorm kreeg door toedoen van Tilstra en Jan Koster was al rond. Maar de kern wordt steeds mooier gekleurd. Maar voor een perfect Groninger gevoel heb ik nog een paar kleine wensen.

Daarbij hoort zeker een aantrekkelijk spelend FC Groningen. Winnend is misschien teveel gevraagd, maar de laatste tijd is het wel erg zouteloos. Het doet mij denken aan de periode onder Ludwig Veg, de trainer uit de dagen dat ik aan de Zaagmuldersweg woonde. Als Groninger loop je net iets vrolijker door het land als de FC wat meer tot de verbeelding zal spreken. Verder was ik een aantal maanden geleden onaangenaam getroffen door het feit dat de French Coffee bij Talamini niet meer op de kaart stond. Inspectie leerde mij dat de Grand Marinier nog aanwezig was net als de koffie en de puike slagroom. Daar wist de nieuwe baas geen French Coffee van te maken, hetgeen de Grote Markt voor mij net iets minder aantrekkelijk maakt. Misschien kan Piet van Dijken daar iets aan doen, als hij de Herestraat weer helemaal heeft afgelegd.