Zesdaagse
Weinigen zullen er weet van hebben, maar Groningen staat in een rijtje met illustere wereldsteden als New York, Los Angeles, Buenos Aires, Parijs, Londen, Berlijn, Milaan, Brussel, Amsterdam en Kopenhagen. Wat hebben zij gemeen? Nou, al deze metropolen staan op een lijst die ooit een (wieler)zesdaagse in huis hebben gehad dan wel nog steeds hebben. Groningen schaarde zich in 1970 bij deze 'zesdaagseclub', nadat de bouw van de Martinihal was voltooid. De organisatie was in handen gelegd van Charles Ruys, globetrotter, matchmaker, schrijver van wielerboeken en ook nog eens de broer van Willy Ruys, de acteur die grote bekendheid genoot in de rol van Dikke Deur in tv-serie Pipo de Clown.
Aanvankelijk zou dit wielercircus, een combinatie van sport en amusement, al in 1969 Groningen aandoen, maar dat lukte niet als gevolg van organisatorische (lees: financiële) problemen. Maar in de derde week van februari 1970 kwam het er dan toch van. Toen hadden diverse sponsors meer dan twee ton aan guldens binnengebracht, zodat er een garantie was om het rennersveld à 80.000 gulden te kunnen contracteren en ook nog eens de prijzenpot (40.000 gulden) afdoende kon worden gevuld.
En jawel, Groningen kreeg ook nog eens een primeur in de schoot geworpen. Want voor het eerst vormden zesdaagsekoning Peter Post, die destijds zeer succesvol was met zijn vaste Zwitserse maat Fritz Pfenninger, en de eerste Nederlandse Tourwinnaar Jan Janssen (1968) een koppel. Wat andere organisatoren nog nooit was gelukt, kreeg Ruys met zijn charmante aanpak voor elkaar.
Desondanks kwamen slechts 1100 man/vrouw op de donderdagse openingsavond af. Dat voorspelde weinig goeds, want er moesten minimaal 15.000 kaartjes worden verkocht om quitte te spelen. Henk Borgman, de directeur van de Martinihal, had er wel een verklaring voor: “Dit is typisch Gronings,” probeerde hij de aangeslagen Ruys gerust te stellen, “ze kijken hier eerst de kat uit de boom.”
Borgman had het goed gezien, want in het weekend kwam het publiek massaal opdagen. Op zondag was het aantal de nodige toeschouwers al nagenoeg gehaald, op 400 na. Groningen had niet alleen kennis gemaakt met dit nieuwe sportfenomeen, maar zich er ook helemaal aan overgegeven. Het Nieuwsblad van het Noorden berichtte op maandag dolenthousiast: “De Zesdaagse heeft zich volledig bewezen. Een zaterdagavond waarop de volle tribunes en de hossende menigte op het middenterrein een gigantisch feest aanrichtten, dat tot vijf uur in de ochtend bleef duren. Een ervaren bezoeker liet weten dat er dit seizoen twee zesdaages waren geweest waar de stemming écht geweldig was: in Berlijn en nu in Groningen.”
Ook in sportief opzicht was er bewondering. Columnist Stadjer schreef in dezelfde krant: “Ik heb zelden iemand zo hard zien fietsen om een wasmachine.” Die was beschikbaar gesteld door de firma Electro Service, samen met de Spar, Lich IJs en juwelier Klaas Oosterhof behorend tot de belangrijkste sponsors. De hoofdprijs, traditiegetrouw een auto, was echter – al of niet geregisseerd – voor Peter Post en Jan Janssen. Ze verwezen het Duitse koppel Klaus Bugdahl/Dieter Kemper naar plek twee. De twee daarop volgende edities wonnen deze Duitsers overigens wel.
Na drie zesdaagses was het echter afgelopen met deze fietspret. Financieel kon de zaak niet meer uit. Na één keer had Stad en Ommeland het wel gezien, zo'n zesdaagse. De schuldenlast bleef organisator Ruys nog jarenlang achtervolgen. Na een finale sanering probeerde hij het nog een keer met een Topsportweek, en combinatie van wielrennen, atletiek, zaalvoetbal, boksen, basketbal en tennis. Maar ook deze formule werkte niet. Topsport 79 werd een regelrechte flop, zodat Groningen in 1979 van de zesdaagsekaart verdween.