WVV: extase, droom en werkelijkheid
Van elitegezelschap naar breed maatschappelijk draagvlak. Van traditioneel naar modern. Extatische momenten, vergane glorie, verloren illusies, opmerkelijke wederopstandingen, mooie toekomstverwachtingen. Droom en werkelijkheid. Dit is het verhaal van mijn voetbalclub, WVV. Geboren in 1896 maar nog altijd een levensvatbaar oudje.
Het is 28 mei 1964, een dag die zal eindigen in extase. Een dag die begint met een droom en eindigt met een werkelijkheid. Een rood-zwart delirium. Een dag ook waarna het leven in en om WVV nooit meer zal zijn als daarvoor. Een dag waaraan nadien vrijwel alles binnen de club gemeten wordt. Ten onrechte, maar zo gaan die dingen in het voetballeven nu eenmaal.
Het eerste elftal van de Winschoter Voetbal Vereniging bezet voor de laatste competitiewedstrijd in Leeuwarden tegen Rood Geel de koppositie in de Eerste Klasse C. Het is de noordelijke eerste klasse als dat nog het hoogst haalbare is in het amateurvoetbal. WVV kan deze dag kampioen van het Noorden worden en zich daarmee plaatsen voor de competitie om het landskampioenschap bij de zondagamateurs. Het moet daarvoor zelf van Rood Geel winnen en is dan afhankelijk van wat Germanicus in en tegen Sneek doet. Wint de ploeg uit Coevorden niet, dan gaat de titel naar Winschoten.
Met een gezegend schutter als Jan Mulder moet WVV wel van de Friezen winnen. En dat gebeurt, met 3-0. In deze 22ste wedstrijd van het seizoen maakt de midvoor er weer twee en brengt zijn totaal op liefst 37 treffers. Sneek verspert Germanicus de weg naar een beslissingswedstrijd, dat duel eindigt in 1-1. WVV is kampioen en de spelers gaan op de schouders. De busreis terug is een ware triomftocht. Bij Hoogezand al staan de mensen op de autoweg tussen Groningen en Winschoten om de spelers toe te juichen. In de spelersbus wordt gezongen en geklapt. Supporter Beimie Kuiper mist een been, doordat hij als kind ooit door de in Oost-Groningen legendarische tram ‘Ol Graitje’ is overreden. Sinds het verpletterde been moest worden afgezet heeft Beimie een houten exemplaar. Hij heeft daar een spijker in geslagen waar hij zijn huissleutel aan pleegt te hangen. En: Beimie speelt niet onverdienstelijk mondharmonica. Ook nu laat hij het instrument virtuoos tussen zijn lippen heen en weer glijden. De spelers juichen hem toe. Het enthousiasme kent geen grenzen en Beimie gaat helemaal uit zijn bol. Hij koppelt het houten been af en begint er mee te zwaaien, luid het clublied ‘Onze Dierbaarste Kleuren’ kwelend. In de algehele opwinding is hij de spijker en de sleutel vergeten. Te laat, daar vliegt het ding door de bus en glijdt hoorbaar onder een paar banken door. Spelers gaan op handen en voeten door het gangpad om de ‘schade’ te herstellen. De chauffeur van busonderneming Deiman mindert vaart om het karwei wat gemakkelijker te maken. Diezelfde avond kan Beimie Kuiper zijn woning weer in, al kost hem dat dan door overdadig alcoholgebruik bijna even veel moeite als zulks het geval zou zijn geweest bij gebrek aan de sleutel.
WVV viert feest en in die dagen viert heel oostelijk Groningen mee. WVV is het vlaggeschip van het regionale voetbal en wordt nog niet met zulk een afgunst en afkeer bekeken als in later jaren wel het geval is. De competitie om de landstitel eindigt met een derde plaats, achter CVV uit Rotterdam met Sjaak Roggeveen en Quick’20 uit Oldenzaal met Theo Pahplatz, maar voor het Limburgse Chèvremont met Willy Brohkamp, Purmersteijn uit Purmerend en Vlissingen. Jan Mulder is weer op schot in die wedstrijden en Anderlecht wil de aanvaller graag inlijven, al melden ook Veendam, GVAV en Ajax zich. Het kampioenselftal valt uiteen, omdat aanvaller Sietze Veen en zijn zwager doelman Hennie ‘Toetoe’ Mellema naar Heracles vertrekken en verdediger Hans Wortelboer door GVAV wordt ingelijfd. Jan Mulder blijft nog een jaar, om zijn HBS af te maken.
Het seizoen 1963-’64 is het hoogtepunt van een ontwikkeling. In de jeugd van WVV geldt het woord van één man: Engel Wubs. De jeugdleider met de karakteristieke gleufhoed en de rubberlaarzen. De man met de bulderende stem, de man die je niet tegenspreekt. De man die koetjesrepen uitdeelt als je met het (voor)hoofd een doelpunt maakt. De man die het meest indrukwekkend de woorden KOPPEN en STOPPEN kan uitspreken. Staccato. De man ook die je er telkens maar weer op wijst dat ‘die teen niks kan’ en er met de wreef geschoten moet worden. Omvallen is een doodzonde, meteen klinkt het sarcastisch: GAAT WEER LIGGEN. En wie op fysiek gebied een steek laat vallen kan er de klok op gelijk zetten dat hem het volgende in zijn oor getoeterd wordt: KWADERRRR!
Engel Wubs gruwt van beroepsvoetbal, dat sinds 1954 ook in ons land wordt gespeeld. Hij is van de conservatieve natuur. In 1955 bereikt ‘zijn’ WVV voor het eerst sinds jaren weer eens de eerste klasse en mede door zijn werk komen er elftallen aan de Winschoter Kastanjelaan te staan die zich op dat niveau lang weten te handhaven. Tot en met het seizoen 1965-’66. Het is de langste serie dat de Winschoter rood-zwarten zich eerste klasser mogen noemen.
Midden jaren vijftig is Wubs trots op voetballers als verdediger Jan Blom, die wordt verkozen in het Nederlands amateurelftal. Blom is in 1964 nog actief en de aanvoerder van het kampioensteam. Maar in die eerste jaren is er een nog betere speler, die echter tot afgrijzen van Engels Wubs kiest voor het betaalde voetbal. Het is de pas afgestudeerde onderwijzer Klaas Nuninga. Die kiest voor Esserberg-route, een contractje bij Be Quick, dat dan nog in het betaalde voetbal rondhangt. Van daar gaat hij al snel naar het Oosterpark om voor GVAV te spelen. Het duurt dan niet lang meer of WVV heeft ook een oud-lid dat in het Nederlands A-elftal komt. Nuninga debuteert, als GVAV’er, op 11 september 1963 in Rotterdam tegen Luxemburg. Hij scoort bij zijn debuut, maar de wedstrijd eindigt in een teleurstellend 1-1 gelijkspel. Een jaar later ontfermt Ajax zich al over de begaafde technicus.
Ook Jan Mulder, Sietze Veen, Hennie Mellema, Hans Wortelboer en vele andere talenten komen uit de opleiding die Wubs heeft opgezet. Een aantal van hen speelt ineens voor geld en de oude meester wordt wel gedwongen zich met het onvermijdelijke te verzoenen. Het is nu eenmaal de toekomst en die houd je niet tegen.
Jan Mulder is er bij de start van het post-kampioensseizoen nog. WVV is behoorlijk uitgekleed en beleeft een tamelijk anoniem seizoen. Halverwege 1965 komt er ook een eind aan de WVV-tijd van Mulder. Zijn ouders staan hem toe alsnog naar Anderlecht te vertrekken, ook zonder HBS-diploma. Het duurt een kleine twee jaar en dan staan in Leipzig, tijdens een EK-kwalificatiewedstrijd tegen de dan nog bestaande DDR, twee WVV’ers in het Nederlands elftal: Klaas Nuninga en Jan Mulder. Net als Nuninga in de zijne treft ook Mulder in zijn debuutwedstrijd doel. Hij maakt in het Zentralstadion de 0-1. De wedstrijd gaat de geschiedenis in als de ‘cornerwedstrijd’. Doelman Tonny van Leeuwen, ook debuterend, faalt, net als het centrale verdedigingsduo Daan Schrijvers-Miel Pijs. De Oost-Duitsers trekken, nadat Oranje met 2-0 en 3-2 de leiding heeft gehad, met 4-3 aan het langste eind.
WVV’ers kunnen door de politieke situatie in die tijd niet in Leipzig getuige zijn van deze voor de roodzwarte familie toch historische gebeurtenis. Zij halen, in twee afgeladen touringcars, de schade kort daarop in Antwerpen in. Dan speelt Oranje vrienschappelijk tegen de Belgen in de ‘Hel van Deurne’. Klaas en Jan spelen daar weer zij aan zij. Bijzonder detail: de gehele ploeg van de Rode Duivels bestaat uit spelers van Anderlecht. Mulder speelt dus tegen louter clubgenoten, inclusief de midvoor die hij uit het eerste elftal van de Brusselaars heeft verdrongen, Jacky Stockman. Maar België wint, 1-0. Nog een derde keer staan de twee oud-WVV’ers in Oranje, in Boedapest tegen Hongarije, ook voor de EK-kwalificatie. Ook die wedstrijd gaat verloren, met 2-1. Ook die interland herinnert zich men later van Tonny van Leeuwen. Na diens ellendige debuut in Leipzig krijgt hij van bondscoach Georg Kessler nog een kans. De keeper van GVAV staat echter stijf van de zenuwen, wordt door Meszöly (penalty) en Farkas gepasseerd en staat in de rust zijn plaats af aan Pim Doesburg om nooit meer in het Nederlands elftal terug te keren. De enige Nederlandse goal wordt overigens gemaakt door rechtsback Wim Suurbier, na een uur.
Het is deze hele periode waar WVV zijn landelijke bekendheid aan te danken heeft. Het is ‘de club van Klaas Nuninga, Jan Mulder en Arie Haan’. Zo wordt de Winschoter Voetbal Vereniging buiten het Noorden doorgaans gekenschetst. Af en toe wordt er door een oudgediende nog bij gevraagd: ‘en was daar niet ook een jeugdtrainer die Wubs heette’ en al die talenten vond en opleidde? Op Arie Haan komen we zo nog.
Natuurlijk zijn de vijftiger en zestiger jaren een periode van hoogtij geweest, maar is het niet ook zo dat destijds het passief beleven van voetbal een grotere populariteit in kleinere dorps- en stadsgemeenschappen genoot dan tegenwoordig? Zeker, er voetballen nu meer mensen dan ooit tevoren. Daar staat tegenover dat er ruimschoots meer vertier is dan destijds. Veel meer televisie bijvoorbeeld, waar te kust en te keur naar wedstrijden kan worden gekeken. Dat was er toen niet. De amateurvelden werden omzoomd door drommen toeschouwers. Die zijn er vandaag de dag niet meer. En in de herinnering van degenen die ‘er bij’ waren, was het toen allemaal geweldiger dan tegenwoordig en dus zijn de daden van de spelers van toen onderhevig aan vlagen van romantisering. Wat niet het feit wegneemt dat WVV drie prof-internationals voortbracht en daarna niet meer. Anderzijds is de vereniging meer dan dat korte tijdsbestek, de tijd van de naoorlogse wederopbouw, de introductie van de televisie, de ontluikende popcultuur, de Vietnamoorlog, de Russische inval in Tsjechoslowakije, eindigend met de studentenopstanden van 1968. Na dat jaar was de verhouding tussen ouders en kinderen nooit meer als voorheen. Maar dat terzijde.
In Winschoten zet in de eindfase van die tijd, het jaar 1966, alles wat rood-zwart een warm hart toedraagt zich schrap voor mindere tijden. Het eerste elftal degradeert twee keer achter elkaar en vindt zichzelf plotsklaps terug in de derde klasse, ver beneden haar stand. Die teloorgang tast ook het aanzien van de club in de omgeving aan. Zo ongenaakbaar zijn ze daar in dat stadje dus niet. Wat er merkwaardig genoeg wel gebeurt is dat er een laatste topspeler uit de koker van Engel Wubs zijn opwachting maakt. In Winschoten denken ze zeker te weten dat deze hoekige middenvelder niet bij benadering het niveau van Klaas Nuninga en Jan Mulder gaat halen. Ze hebben het bij het verkeerde eind. Arie Haan zal uitgroeien tot een van de meest succesvolle voetballers uit de Nederlandse geschiedenis. Hij speelt van de oud-WVV’ers verreweg de meeste interlands (35 tegen 19 voor Klaas Nuninga en 5 voor Jan Mulder), komt uit in twee WK-finales en wint de meeste clubprijzen. Overigens spelen Haan en Mulder samen bij Ajax en ook in het Nederlands elftal, al is het niet in een officiële interland. In de voorbereiding op het gedenkwaardige WK van 1974 komen de twee uit in een oefenduel tegen HSV, in Hengelo. Jan Mulder valt daarna af, samen met Willy Brokamp. Haan verdient, zowaar als libero (zo noemt hij later het café dat hij op het Winschoter Marktplein opent), een basisplaats in het succesvolle Oranje dat de wereldtitel op een haar na mist.
Wat het leveren van potentiële A-internationals betreft is het met Arie Haan afgelopen. WVV werkt zich desondanks weer uit het dal omhoog en bereikt in 1969 andermaal de eerste klasse. Er komt een elftal dat dat niveau echter amper aan kan en in 1974 volgt weer degradatie. Er keert een groepje oud-profs als Hans Wortelboer, Eltjo Edens en Jurrie Wildeman terug, maar de hoogtijdagen zijn voorlopig verleden tijd. WVV wordt een modale twee klasser, die eerder stuivertje wisselt met de derde dan met de eerste.
Zo staat de club er in grote lijnen voor als die afstevent op het honderdjarig bestaan in 1996. Bij die heuglijke gebeurtenis wordt teruggeblikt én vooruit gekeken. Er is dat gedenkwaardige jaar een verhuizing. De vereniging verlaat het complex aan de Kastanjelaan, waar de karakteristieke tribune staat, na 73 jaar. Het werd in 1923 betrokken toen de Kastanjelaan als onderdeel van de veel later gebouwde huizen in de bomenbuurt er nog niet lag en de ingang aan het St. Vtusholt tegenover de Joodse begraaflaats was. In de ‘roaring twenties’ was het een oord van groot vertier. Er werd niet alleen gevoetbald, in de zomermaanden maakten ook motorraces en paardenrennen deel uit van het programma. Dat trok horden kijklustigen die voornamelijk de plaatselijke coryfee Bollie Sikkema, haringventer van professie, aanvuurden als hij op de pony zijn rondjes draaide. Uiteindelijk was het in die beginperiode te vaak slecht weer zodat bij meerdere races en rennen het publiek verstrek liet gaan en het uitgebreide sportprogramma een vroege dood stierf. Er werd daarna uitsluitend gevoetbald.
De tijden van de Kastanjelaan zijn anno 1996 lang voltooid verleden tijd. Dan voetbalt een groot deel van de leden daar bij gebrek aan ruimte al niet meer, maar in het Stadspark, zo’n kwart eeuw eerder aangelegd. WVV is fysiek een in tweeën gesplitste club geworden en aan die ongewenste situatie moet een eind komen. Het dan zittende bestuur hakt de knoop door en verkoopt de grond aan de Kastanjelaan aan de gemeente voor huizenbouw en gaat zelf over naar het Stadspark. Daarbij wordt door oudere leden her en der een traantje weggepinkt, langs de spoorlijn Groningen-Nieuweschans, liggen tal van dierbare herinneringen.
Bij het terugblikken gaat het vooral over de ziel, de identiteit van de club. Toen die in november 1896 werd opgericht gebeurde dat door een groepje jongens afkomstig uit de betere kringen. HSB-ers en gymnasiasten. Zij hadden de tijd om achter een bal aan te gaan rennen. Aanvankelijk viel daar weinig structuur in te ontdekken. Bovendien waren er weinig tegenstanders in de buurt te vinden, zeg maar niet een. Be Quick, Frisia, Achilles, Velocitas, daar hield het wel mee op. De nieuwlichterij die voetbal heette moest nog op gang komen. Pas na de eeuwwisseling kwam de vaart er wat in. Er werd kriskras door Winschoten een tijdje gevoetbald, maar de voorzieningen waren eigenlijk overal slecht. Zo werd bijvoorbeeld het tijdelijke terrein aan de Marktkamp aangeduid met de Duitse uitdrukking ‘Sumpffussbalplatz’, moerasvoetbalveld.
In 1909 werd WVV een keertje kampioen van het Noorden, en eigenlijk zouden spelers als Bé en George Dommering, Menso Starke en de van Velocitas gekomen keeper Hendrik van Slooten op eenzelfde manier gefeteerd moeten worden als de Mulders, Nuninga’s en Haans van veel later, maar helaas gebeurt dat niet. Net als Ru van den Hende, de kapper uit de Langestraat, die aan het eind van een lang seizoen 1938-1939 in Sappemeer rood-zwarte geschiedenis schrijft. In een beslissingswedstrijd tegen GRC gaat het om een plaats in de eerste klasse. Keeper Henny Kaman vervult een glansrol en kort voor het einde schiet Van den Hende WVV naar 2-1 en promotie. De schoen waarmee hij dat doet staat lange tijd uitgestald in de etalage van zijn kapsalon.
Dan volgen de donkere oorlogsjaren, waarin er wel gevoetbald wordt maar ook vele leden verloren gaan. Engel Wubs’ broer Albert zit in het verzet, wordt opgepakt en vindt de dood in het Duitse concentratriekamp Neuengamme. Oud-voorzitter Ben van Thijn, een groot WVV’er die helaas te vaak vergeten wordt, sterft met zijn hele gezin in de gaskamers van Auschwitz en met hem de meeste Joodse leden. Volwassenen, kinderen.
Zo moet WVV zich na de Tweede Wereldoorlog weer geheel zelf oprichten en lukt gebeurt dus pas goed vanaf het midden van de jaren vijftig.
Het eeuwfeest, waar cabaretier Youp van ‘t Hek dankzij bemiddeling van Jan Mulder (Van ‘t Hek was ooit de kinderoppas van de Mulders in Bussum) optreedt, is de plek om de successen nog eens de revue te laten passeren, maar ook de duistere tijden te bespreken. Niemand weet dan dat de verhuizing contractueel zo onduidelijk in elkaar is gezet dat daar niet veel later een aanzienlijke schuld uit zal voortvloeien. Dat betekent een fikse strop. De schuld hangt de vereniging als een molensteen om de nek. WVV moet een aantal jaren op een houtje bijten. Toch blijft het ledental constant hoog, rond de 600. Jeugdteams doen het na het betreden van het tweede millenium steevast erg goed, het eerste elftal blijft achter. Het is dan ook uit een diep dal moeten komen, want in het jubileumjaar bevindt het eerste zich op het absolute sportieve dieptepunt uit de historie: vierde klas. Er wordt meteen weer gepromoveerd, maar toch, het feit ligt er.
Tweede klas, derde klas, tweede klas, derde klas, een keertje eerste klas en weer tweede klas. Zo gaat dat. mooi
Na 2010 wordt er werk gemaakt van financiële gezondmaking. De inspanning heeft resultaat, er verschijnt weer wat vet op de ribben. De club krijgt bovendien een sportieve meevaller, want een paar oud-(jeugd)spelers die voor geld naar andere clubs in de omgeving waren gegaan vindt elkaar in het streven samen weer bij WVV te gaan voetballen. Tegelijkertijd is een nieuw bestuur druk doende de club beleidsmatig klaar te stomen voor de toekomst. Modern, toegankelijk, prestatief en recreatief. De jeugd gaat beter presteren, maar in de regio Oost-Groningen zoeken veel jongeren het na hun middelbare schooltijd elders om niet meer terug te keren. Daardoor gaat veel potentieel eerste elftalmateriaal verloren.
Het eerste elftal is door de kwalitatieve injectie echter ineens weer een kracht om rekening mee te houden. In de kern van de zaak is de club nu wel een kind met een waterhoofd, want de jeugdopleiding is nog niet weer zo ver om spelers op eerste klas-niveau te leveren met inachtneming van het vertrek van talenten. Wat zich als neveneffect openbaart is aanzuigwerking. WVV 1 krijgt naast de teruggekeerden wat goede spelers uit de omringende dorpen, die het wel eens hogerop willen proberen. WVV wordt kampioen van de derde klasse en meteen het seizoen erop ook van de tweede.
Rood-zwart is weer eerste klasser. Dat is mooi, maar noblesse oblige. Het is zaak op dit niveau te blijven zonder gekke dingen te doen. Vooral niet forceren, de sfeer er in houden. De stoutste verwachtingen worden al gauw overtroffen. In het tweede seizoen komt het eerste elftal op de drempel van de hoofdklasse te staan. Lange tijd is de ploeg kampioenskandidaat, ondanks het tussentijds vertrek van trainer Robert Bos, die in het eerste seizoen geweldig werk heeft verricht, maar waar veel dragende spelers problemen mee hebben gekregen. In de nacompetitie wordt pas na verlenging in Hengelo van Tubantia verloren.
WVV is er in geslaagd opnieuw een stabiele eerste klasser te worden. Dat stemt tot tevredenheid, dit is het niveau waarvan men vindt er thuis te horen. Op eigen kracht. En nu druppelen de eerste jonge talenten uit de eigen opleiding door. Lopende dat proces stuiten WVV’ers op hoogst merkwaardige toevalligheden. Of zijn het juist geen toevalligheden? De B1 speelt in 2017 in Leeuwarden tegen Leovardia, een fusieclub ontstaan uit de clubs Leeuwarden en Rood Geel. Hé, Rood Geel? De nieuwe vereniging speelt op het gloednieuwe complex ‘Kalverdijkje’, samen met de jeugd van SC Cambuur, de profclub. In de commissiekamer van Leovardia hangen twee levensgrote foto’s. Actiefoto’s geschoten op 28 mei 1964 achter de Friesche Vlag Melkfabriek, waar Rood Geel toen nog speelde. Op beide foto’s: Jan Mulder. De grootste dag in de historie van WVV is klaarblijkelijk niet alleen in Winschoten voor de eeuwigheid vastgelegd…
Intussen spant het bestuur zich in om in samenspel met de gemeente Oldambt een kunstgrasveld te realiseren. De gesteldheid van de trainingsvelden in het Stadspark is al jaren slecht. Dat eist zijn tol telkens na de winterstop. Dan hebben teams te weinig kunnen trainen. De kogel gaat in 2016 eindelijk door de kerk, het kunstgrasveld gaat er komen. Begin augustus van dit jaar betreden de eerste WVV’ers het om te gaan trainen. Een hartewens is in vervulling gegaan. Weer een droom werkelijkheid geworden.
Het rood-zwarte bolwerk in Winschoten is in de loop van de laatste jaren weer de rol gaan vervullen die het had in de tijd waar dit verhaal mee begon. Een regiofunctie. De plek waar de beste amateurspelers uit Oost-Groningen willen voetballen, hun grenzen willen opzoeken. Dat beeld valt al bij de jeugdteams te zien. Ruim een derde van de jeugdleden komt niet uit Winschoten, maar uit de omliggende dorpen. Oost-Groningen is traditioneel krimpgebied, maar WVV groeit ondanks de krimp.
Vreemd? Toch niet. Op niveau voetballen, in de jeugdteams dan wel in het eerste of het tweede, maar ook in de zaterdagafdeling die de club sinds 1960 heeft, dat kan in het karakteristieke rood-zwart gestreepte shirt. De faciliteiten ervoor verbeteren met de dag.
Een glorieus verleden, een dynamisch heden, een veelbelovende toekomst. WVV mag dan op 21 november 121 jaar oud worden, de vereniging groeit en bloeit, is zo kwiek en veerkrachtig als zij altijd is geweest.