Vergeten kampioen (6)
Onlangs overleed Joop Rijkens. Geen mediahaan die er naar kraaide. Geen bericht in het Dagblad van het Noorden, ook niet bij RTV Noord en ook bij OOG ging er geen belletje rinkelen.
En toch had zijn overlijden, op 78-jarige leeftijd, enige aandacht verdiend. Al was het alleen maar omdat hij een vergeten kampioen was. En dat ook nog in een sport die in de stad Groningen nooit goed heeft geboerd, de grasbaanracerij. Dat waren sportieve feestjes voor stoere buitenlui uit dorpen als Blijham, Garmerwolde en Uithuizen.
Joop Rijkens, toen nog Jopie genoemd, was als Stadjer een beetje vreemde eend in deze bijt. Maar wel eentje die het klappen van deze ruige zweep al gauw onder de knie had. Jopie liet zich geleden als een lefgozertje eerste klas, voor de duvel niet bang en daardoor geliefd bij het publiek. Zijn spectaculaire manier van racen ging wel ten koste van de oorspronkelijke staat van lijf en ledematen.
Alleen zijn sleutelbeen heeft hij al wel een keer of tien gebroken gehad als gevolg van val- en glijpartijen.
Die fysieke ongemakken deerden hem niet. Met een motor jakkeren op gras was zijn lust en zijn leven, en trouwens ook van zijn broer Edy.
Jopie was evenwel de betere coureur. Met name in de de destijs populaire JAP-klasse, motoren zonder remmechanisme. Op zijn JAP ontpopte hij zich als een ware duivelskunstenaar. Hij behoorde tot het Gouden Grasbaankwartet van de jaren zestig in de vorige eeuw, samen met Joop Noordhoff uit Garmerwolde, Blijhamster Ab de Groot, bijgenaamd de Vliegende Banaan, en Assenaar Roelof Thijs, die later als ijsspeedwaylegende wél de afdeling eeuwige roem van de sporthistorie heeft gehaald.
Joop Rijkens dus niet. Anoniem voor het grote publiek is hij uit de tijd gegleden. Daarmee is geen recht gedaan aan de sportman die hij eens was. Want Jopie Rijkens heeft als motorcoureur toch maar even twee nationale titels op zijn naam staan. De eerste dateert van 1961, de tweede werd twee jaar later – 1963 dus – een feit. Daarnaast stond hij in die periode ook regelmatig met zilver en brons omhangen op de kampioenspodia.
Joop Rijkens liep er overigens ook nooit mee te koop. Zo zat hij niet in elkaar. Als er niet werd geracet, legde hij zijn ziel en zaligheid in de door pa Rijkers begonnen garage, die hij samen met broer Edy bestierde in de Geulstraat, een zijstraat van de Rabenhauptstraat. Auto- en motortechniek, daar stonden ze mee op en gingen ze mee naar bed.
Nadat hij afscheid had genomen van de actieve racerij, ging Joop Rijkens potjes voetballen in het veteranenteam van GRC. Ook hier weer samen met Edy. Gaandeweg bloeide er een nieuwe sportliefde op, GRC dus. Want het bleef niet bij een balletje trappen op Corpus den Hoorn. Nee, Joop werd er ook bestuurslid van deze eeuwclub en was eveneens een gedreven lid van Pierre de Coubertin, de gerenommeerde klaverjasclub van GRC.
Het leidde er toe dat hij ook in de voetbalwereld nog werd onderscheiden, als lid van verdienste van GRC.
Joop Rijkens mag daarom nog wel even uit de vergetelheid worden gehaald. Hij werd groot in een sport die in de stad Groningen nooit beklijfde, zoals voetbal, basketbal en volleybal dat wel deden. Snelheidssporten zijn nooit, in tegenstelling tot in Assen, aan de stad besteed. Niet dat Joop Rijkens daaronder gebukt ging overigens. Het ging hem niet om de roem, maar bovenal om het plezier. Racen was een uitdgende uitlaatklep voor hem.
Maar mocht er in de stad ooit nog een nieuwe wijk komen waarvoor geschikte straatnamen moeten worden gevonden, bijvoorbeeld van andere ex-topsporters dan voetballers die in De Liniebuurt al worden geëerd, dan zou en Joop Rijkensstraat of laan niet misstaan.
Hij was het prototype van een Grunneger: geen borstklopperij, nuchter en vooral je zelf zijn.