“Snelste teamsport ter wereld is ook nog eens de mooiste.”
Interview GIJS - Henk Keijzer en Johan Toren
Beeld: Archief Jan Kanning
Ik weet weinig van ijshockey. Ja, tijdens de Olympische Spelen, dan kijk ik. Net als iedereen. Om iedere keer weer te merken hoe jammer het is dat ik dit razend spectaculaire spelletje niet wat vaker zie dan één keer in de vier jaar. In het echt, met een dikke jas aan op de tribune! Voor iedereen die dit herkent: het kan weer vanaf volgende maand. Ons eigen GIJS, uit Groningen dus, is terug op het allerhoogste niveau - de Belgisch-Nederlandse BeNeLiga. Gaan oude tijden herleven, toen de ijshal in het Stadspark altijd stijf uitverkocht was? En GIJS als een vorst regeerde op het ijs?
Ik mag een avondje herinneringen ophalen aan de Gouden Gloriejaren van Gijs, met twee landskampioenen van 1986: Henk Keijzer en Johan Toren. Samen bovendien goed voor een paar honderd interlands - en dan hebben we het over de periode dat het Nederlands Team nog meespeelde met de 'grote jongens', als serieus te nemen A-land. Speelde je het ene weekend nog tegen de Smoke Eaters uit Geleen, stond je een paar weken later op een WK ineens op het ijs met het legendarische, zeg maar gerust mythisch-beruchte Russische aanvalstrio Krutov-Larionov-Makarov. Respectvol bijgenaamd 'de KLM-lijn'. Dan wist iedereen over wie je het had. Henk weet het nog precies, alsof het net gebeurd is: het praktisch onverslaanbare Russische dreamteam CSKA Moskou (tegelijk het nationale team) was in werkelijk alles geweldig: "Alleen al hoe ze schaatsten! Je probeerde ze bij te houden door een paar meter eerder te vertrekken, maar je was bij voorbaat kansloos. Terwijl onze ijzers snerpend over het ijs krasten, hoorde je die Krutov bijna niet; het leek wel alsof hij vloog! Nou ja, het waren natuurlijk fullprofs, officieel soldaten, maar ze deden nooit wat anders dan hockey. Ze werden geselecteerd uit miljoenen ijshockeyende Russische jongetjes. Als je erbij zat, moest je verplicht naar Moskou verhuizen. En dan maar gedisciplineerd trainen. De 'Big Red Machine' heetten ze in de hele wereld. Niemand haalde het in zijn hoofd om van ze te winnen. Achteraf weet je: heel veel gebeurde er stiekem daar. In het diepste geheim. Ik weet nog dat we in Oost-Berlijn waren, in de tijd dat ze in Heerenveen vol trots 's werelds allereerste overdekte 400 meterbaan aan het bouwen waren. Liepen we in Berlijn door een achterdeurtje van ons ijshockeybaantje naar de volgende attractie: een geweldige, geheel overdekte 400 meter schaatsbaan. Fotograferen streng verboden! Een soort James Bond-achtige locatie, top secret. Ik herinner me de opmerking van een journalist nog precies: Weet Heerenveen hier wel van?"
Johan Toren doet er nog even een schepje bovenop. Speelde nog wel eens tegen Wayne Gretzky. Die dankzij zijn prestaties met de ijshockeystick in zijn geboorteland Canada - waar 'hockey' zo verschrikkelijk belangrijk is dat je het 'ijs' er gerust af mag laten - de status van heilige bereikte. Met de niet te overtreffen, gortdroge bijnaam 'The Great One'. Altijd rugnummer 99 en topscorer aller tijden in de NHL.
Hoogtepunt van alle belevenissen - de beide heren krijgen er nog steeds pretoogjes van - was natuurlijk het wegkapen van de landstitel in het hol van de leeuw: uit bij Heerenveen, nu precies 30 jaar geleden.
Als geïmporteerde Nijmegenaar had ik het niet zo in de gaten, maar ik merk al snel dat ik vanavond te maken heb met twee HBG'ers (Heel Bekende Groningers). Om de paar minuten worden we in café Soestdijk onderbroken door enthousiaste voorbijgangers, die Henk en Johan even een schouderklopje of een hand komen geven. Meestal gevolgd door de vraag: "Weet je nog, van toen, bij GIJS?" Het is een beetje alsof je met René van der Gijp en Johan Derksen aan een tafeltje zit, want ze hebben heel wat meegemaakt deze kerels, binnen en buiten de lijnen - en ze kunnen er smakelijk over vertellen. Volle stadions, afgewisseld met idyllische, niet-overdekte ijsbanen, waar na een regenbui toen centimeter water op stond, afgekeurd door de scheidsrechter dus. Even met zijn allen hozen met een dikke brandslang als trekzwabber en weer door! Stond er een keertje wel water op het ijs, zoals in Rotterdam, dan betrok je dat in het spel: aanvaller 1 smeet met een slapshot de keeper een plens water in zijn gezicht, zodat aanvaller 2 wat makkelijker kon scoren! Spelen tijdens een gure sneeuwstorm in Zweden. Tijdens je minuten op het ijs werd je zó koud dat je blij was als je even naar de rustbank mocht, hier een blokhut met houtkachel. Het ijs moest om de tien minuten weer even sneeuwvrij gemaakt worden. Het nachtleven van het Schotse Dundee in, gezellig naar een disco. Jammer alleen dat het deurbeleid was: geen sportschoenen - terwijl Henk Keijzer de enige in het gezelschap was met keurige, lederen herenschoenen voor in de stad. Die moest er dus door het open raampje van het herentoilet op zijn blote sokken voor zorgen, dat de rest via een soort schoenenestafette 1 voor 1 ook naar binnen mocht, allemaal op Henk zijn schoeisel. IJshockeyhumor!
Even serieus dan: wordt het nog wat, met het ijshockey op het allerhoogste niveau in onze stad? Johan en Henk waarschuwen meteen voor te hoge verwachtingen. Henk hield zelfs een peptalk voor het team, in de trant van: "Laat je vooral niet meteen ontmoedigen. Probeer ook te genieten, maak er een zinvol leerjaar van en probeer je eerst maar eens te handhaven. Een overgangsjaar om te wennen. Want leuk is natuurlijk anders, in Antwerpen met 10-0 afgedroogd worden en dan nog de lange reis terug naar huis. Dan kunnen de koppies makkelijk gaan hangen. Ze gaan het meemaken en ze zullen er beter van worden, uiteindelijk!"
Gaat Nederland ooit weer een rol van betekenis spelen? In koor: "Dat wordt lastig! Om te beginnen hebben we al veel te weinig banen in ons land. We komen op hooguit 13. Kijk naar Duitsland. De DEL is, meteen na de NHL en de Russische Liga, de zwaarste competitie ter wereld. Elk dorp in Duitsland heeft zijn eigen ijsbaan. Quakenbrück, Nordhorn. Henk heeft nog gespeeld bij Riessersee, in de buurt van München en Garmisch-Partenkirchen."
"Misschien denken wij te simpel hoor. Maar hier wordt alles gepland met een verkeerd soort zuinigheid. Er wordt niet over nagedacht! Groningen is ontzettend sportminded, dus de tribune bij GIJS zou elke wedstrijd vol moeten zitten. En dan niet 400 man in de wat kille, weinig sexy entourage die we nu hebben, maar 5.000 man in een comfortabele Topsporthal. Nu hebben de grote Groningse zaalsporten allemaal hun eigen thuis; die zijn het allemaal nèt niet! Martini Plaza is leuk aangekleed bij Donar hoor, daar niet van. Maar in andere landen pakken ze groots uit - en dat kan op den duur nog goedkoper zijn ook. Neem de prachtige O2 Arena in Hamburg. Het ene moment een schitterend ijshockeypaleis voor 20.000 toeschouwers, een paar uur later een sporthalvloer eroverheen en je hebt een mega-hal waar je kunt basketballen, volleyen of handballen. En het publiek zit er prinsheerlijk bij. Ideaal!"
"Al zou het Noorden maar 7 of 8 goede ijshockeybanen hebben. Heb je meteen een kleine competitie. Noord-Midden-Zuid bijvoorbeeld. Nu is het voor ouders onaantrekkelijk om kinderen te stimuleren om voor ijshockey te kiezen. Met een uitwedstrijd ben je - vanwege de afstanden - een hele dag kwijt, nog afgezien van de liters benzine. Wie doet dat voor zijn kind van 8? Het is toch al geen goedkope sport; met een paar goede schaatsen van 700 euro en de contributie ben je al 1.000 euro verder. Dan moet je wel heel idealistisch zijn en er ook met het hele gezin volledig achter staan!"
"Veel mensen verkijken zich ook op de zwaarte van de sport. Dat komt omdat het niet alleen atletisch wat van je vraagt, maar ook fysiek: vallen, beuken, naar adem happen bij een bodycheck." Johan, die als jongen bij GVAV nog met Erwin en Ronald Koeman samen in de B1 en C1 speelde, neemt zijn oude voetbalvrienden en de spelers van de FC wel eens mee voor een korte clinic ijshockey-voor-beginners. "Dan zijn ze stomverbaasd. Na drie minuten hebben ze een paars hoofd van de inspanning. Dat is ijshockey! Vergelijk het maar met boksen: boksers zijn na een ronde van 3 minuten ook helemaal uitgeput. Voor voetballers soms een echte cultuurshock. IJshockeyers zeuren niet, die gaan gewoon. Wij hebben wel eens een seizoen gehad met 86 wedstrijden - oefenwedstrijden van Oranje en bekercompetitie meegerekend. Hadden we vrijdagavond een wedstrijd en waren we om drie uur 's nachts thuis, moesten we zaterdagavond weer aan de bak. Voor voetballers ondenkbaar toch? Snap je dat ik het wel leuk vind om te lezen dat Pep Guardiola nu bij Manchester City de jongste jeugd verplicht om zwarte schoenen te dragen - en op trainingskampen gaat de wifi uit. Ga maar een boek lezen. Best goed, een beetje tegengas tegen het verwende miljonairsgedrag dat af en toe de kop op steekt bij heel jonge topvoetballers. Daar kun je niet vroeg genoeg mee beginnen!"
Korte waarschuwing voor iedereen die van plan is om in november een keer sfeer te komen proeven bij GIJS: "Wij weten uit ervaring: je bent gelijk verkocht of je komt nooit weer. Een tussenweg is er eigenlijk niet. IJshockey is fantastisch mooi. Alles zit er in, ook dingen die je bij andere sporten mist. Het is razendsnel, technisch, hard maar nooit gemeen. Het lijkt zo simpel, maar dat is het helemaal niet: omdat de ruimtes zo beperkt zijn, moet je wel een paar 'stappen' vooruit denken. Het is net schaken. Het vliegt bovendien heen en weer; zo ben je volop in de aanval, dertig seconden later ben je aan de overkant je doel aan het schoonhouden. Het gebeurde in allemaal een flits. Zoef. Bij hockey moet je goed opletten, anders mis je wat!"