Rikkert La Crois, de midvoor met het Gouden Hoofd
Een rasechte Groninger die onder een Franse naam furore maakte in de beginjaren van het betaalde voetbal in Nederland. Dat kan er maar één zijn, Rikkert La Crois, de eens gevreesde midvoor van GVAV. Toen hem door een verslaggever van het Nieuwsblad van het Noorden voor de rubriek Vroeger & Nu werd gevraagd of zijn roots in Frankrijk lagen, moest hij het antwoord schuldig blijven. Met de krachtige toevoeging: "Dat kan me trouwens ook geen moer schelen." Met stambomen hield hij zich niet bezig. Nee, doelpunten maken was zijn ding. Zo veel mogelijk. Dat ging de man, die als 86-jarige uit de tijd is getreden, bijzonder goed af.
Rikkert La Crois, geboren op 24 januari 1934 en opgegroeid in de schaduw van het Oosterparkstadion (Gerbrand Bakkerstraat) was een ware doelpuntenmachine bij de clubs waar hij voor speelde doorgaans goed voor een (bijna) moyenne van één (goal) op twee (wedstrijden). Wie de GVAV-stats er op naslaat zie achter de naam La Crois 170 doelpunten uit 370 wedstrijden staan. Later, in zijn nadagen bij Veendam, waren dat er 63 uit 126 optredens voor de geelzwarten. Hij liet niet alleen zijn voeten spreken, maar ook zijn hoofd. De helft van zijn scores, schatte hij terugkijkend op zijn carrière in, kwamen voort uit kopballen. Met dank ook aan de ook al legendarische buitenspelers Johnny de Grooth, Henk Meuken, Jan (Jampie) Groninger en Piet(je) de Koe, die zowel van links als van rechts, met panklare voorzetten afkwamen. De koptechniek van Rikkert La Crois deed de rest, die was verbluffend. Net als zijn sierlijke sprongkracht. "Daar trainde ik ook speciaal op door in mijn vrije tijd altijd tegen een blinde muur op te springen." Het tekende zijn wil om zo goed mogelijk te worden. Hij deed meer dan op het trainingsveld werd gevraagd. La Crois: "Ik leefde alleen voor de sport. Ik bracht mijn vakanties altijd op Ameland door en daar trainde ik dan elke ochtend om zeven uur al op het strand. Als de training voor het nieuwe seizoen begon, wilde ik topfit zijn."
En zo ontwikkelde Rikkert La Crois zich het Nederlandse equivalent van de legendarische midvoor van het Hongaarse wonderteam Sándor Kocsis, die na zijn transfer naar FC Barcelona al gauw door het leven ging als de man met het Gouden Hoofd. La Crois werd nimmer met een bijnaam getooid. Maar zijn prestaties vonden alom waardering. Hij bracht het tot het Noordelijk elftal, het Nederland Militair-elftal en ook nog tot het Nederlands B-elftal, het toenmalige team van spelers die aan de deur klopten voor het Grote Oranje. Die stap zat er voor de gedreven Groninger net niet in. De concurrentie met jongens als Bram Appel (Fortuna '54), Tonnie van der Linden (DOS) en Cor van der Gijp (Feyenoord) was net even te veel.
Historisch was zijn optreden in de Kuip van Feyenoord, waar GVAV de rust in ging met een 4-1 voorsprong. La Crois trok, zoals vaker, met drie goals de hoofdrol naar zich toe. Het bleek echter niet genoeg, want na 90 minuten stond er een 7-4 uitslag op het scorebord. La Crois gaf jaren later trainer Otto Bonsema de schuld van dit echec: "Ik mocht van hem in de tweede helft niet meer over de middenlijn komen, kreeg een ketting aan m’n poten. Ik weet ook nog heel goed dat Otto Roffel toen last had van zijn rug en met een korset om in het doel stond Hij greep na rust aldoor mis en kreeg zes goals om z’n oren. We donderden zo van de zevende hemel de hel in."
Rikkert La Crois leek zijn hele voetballeven aan GVAV te geven, totdat hij in 1963 in conflict raakte met het bestuur van de blauwwitte club. Dat had van het bedrijfsleven een flinke financiële injectie gekregen om een topclub in de eredivisie te worden. Er werden spelers van naam en faam uit het land gehaald, zoals Tonny van Leeuwen van Sparta, Martin Koeman en Ferry Pettersson van Blauw Wit en Dick Bosschieter van KFC. Toen La Crois er achter kwam deze nieuwelingen drie keer zoveel gingen verdienen als hij in het Oosterpark, eiste de verongelijkte goalgetter stante pede loonsverhoging. Toen dat er niet inzat, liet hij zich in al zijn boosheid op de destijds bestaande transferlijst zetten.
Go Ahead was er al de kippen bij om La Crois te kopen tegen een bedrag van 50.000 gulden. Het bleek geen gelukkige deal. Er werd daar ook in middaguren getraind en de bijpassende job die hem werd beloofd, bleek er niet in te zitten voor de man die in Groningen bij de PTT een fulltime baan had. Na een jaar en toch nog 11 Deventer goals keerde La Crois op min of meer hangende pootjes terug bij de club waar hij mee vergroeid leek. GVAV, de club waar hij in 1951 als 17-jarige debuteerde in het eerste elftal en uit bij AGOVV meteen de winnende goal voor zijn rekening nam, hoefde voor de terugkeer van verloren zoon slechts 30.000 gulden te betalen.
Maar de innige band van weleer bleek gebroken. De productie bleef na dat het seizoen 64/65 teken op slechts acht goals, waarna het andermaal tot een breuk kwam met de club waar hij groot is geworden. Hij werd als 31-jarige op nogal botte wijze afgedankt. Te oud geworden, luidde de motivering. Otto Bonsema, de trainer met wie hij Groningen in 1956 Groningen eredivisievoetbal bezorgde, ontving hem liefdevol in Veendam. In de tweede divisie scoorde hij weer als vanouds, met promotie naar de eerste divisie - in 1968 - tot gevolg. Nog altijd staat hij in de annalen van ter ziele gegane Veenkoloniale trots genoteerd als seizoentopscorer met 25 treffers. Ex-aequo met Mochale de Leeuw.
Slijtageverschijnselen, met de name in de knie, gingen vervolgens steeds meer opspelen bij de snelle en wendbare topschutter. Die wilde echter, liefhebber als hij was, niet van ophouden weten. Na vier seizoenen verliet hij transfervrij de Langeleegte om nog een laatste kunstje in het profvoetbal te doen bij Heerenveen. Dat lukte ook nog. Net als bij Veendam hielp hij de pompeblêddenclub aan een plaatsje in de eerste divisie. Daar viel tenslotte, op 37-jarige leeftijd, het professionele doek voor Rikkert La Crois. Hij wilde zelf nog wel, maar zijn knie begaf het na twee operaties definitief.
Hij bleef nog wel actief in de voetballerij, werd trainer van enkele amateurclubs. Onder meer bij GOMOS in Norg, waar hij na zijn actieve loopbaan met zijn vrouw Dirkje resideerde in een fraaie bungalow. Ook deed hij scoutingswerk voor FC Groningen en SC Heerenveen en stond hij de afdeling Drenthe van de KNVB met raad en daad bij. Als import-Drent raakte hij ook verslingerd aan het klootschieten.
Zijn seniorenjaren sleet Rikkert La Crois enkele tientallen kilometers zuidelijker. Eerst in Schoonoord en de laatste jaren in een verzorgingshuis in Sleen. Daar sloeg het noodlot toe, werden hij en zijn vrouw overvallen door het coronavirus. Waar Dirkje deze aanval nog kon weerstaan, moest Rikkert - mede vanwege diens gestaag afnemende gezondheid - het leven loslaten. Met zijn 87ste verjaardag in zicht is Rikkert La Crois is naar de eeuwigheid verbannen. Hem rest een eervolle plaats in de galerij van noordelijke sportlegendes.