Riet van den Heuvel
Beeld: archief jan Kanning
Als in de opbouwjaren na de Tweede Wereldoorlog het volleybal zijn intrede doet in het vaderlandse sportwezen, laat ook Groningen zich niet onbetuigd. Met name op middelbare scholen en in het hoger onderwijs schieten clubs als paddenstoelen uit de grond, zoals Donar (de club van Vindicat), Vera (de gereformeerde studenten), Mesacosa (toekomstige gymleraren), Ons Genoegen (Christelijke HBS), Brinio (Rijks HBS) en Siegfried (Praedinius Gymnasium).
Maar er waren ook specifieke meidenclubs, zoals Be Fair. Een van de oprichters van deze vereniging was Riet van den Heuvel, die als teenager meteen ook een stevig stempel op Be Fair drukte. Ze had namelijk zo veel aanleg voor het spel, dat ze in een mum van tijd uitgroeide tot de sterspeelster van het eerste team.
Daar bleef het niet bij, want ze was zelfs zo goed dat ze in 1953, als 16-jarige, werd uitgenodigd voor de Nederlandse selectie. Want vooral dank zij de excellente klasse van Riet bestormde Be Fair vanuit de Korenbeurs, waar de stadse volleybalscene onderdak vond, het vaderlandse volleybalfirmament. Een landstitel bleef net buiten bereik, maar Be Fair staat wel in de historie van de Nevobo als tweevoudig vice-kampioen van Nederland. In dat team team excelleerde Riet als een hard slaande speelster, die ook nog eens hoog kon springen.
Zo iemand konden ze wel gebruiken op het vrouwelijke vlaggenschip van de bond, ook al was ze nog maar 16 jaar. Omdat de mobiliteit is Nederland nog op gang moest komen en ze nog te jong was voor het rijbewijs, was het Groningse supertalent aangewezen op de trein als ze werd uitgenodigd voor de bondstrainingen in Voorburg.
Hoe amateuristisch het er toen aan toe ging, bleek uit een brief die ze kreeg over de reiskosten; de treinreis kreeg ze vergoed, als ook nog even 35 cent voor een kopje koffie onderweg. En er werd in de open lucht getraind, op een gravelveld achter een politiebureau. “Na afloop zat je onder het gruis,” herinnert ze zich nog. “Later konden we in Ahoy in Rotterdam terecht. Dat was binnen, maar wel gewoon op straattegels.”
De eerste reis buiten de landsgrenzen ging in 1959 naar Parijs, waar Nederland meedeed aan het WK. “Daar weet ik niet zo heel veel meer van,” vertelde ze in een interview met de redactie van Volaren, de club van oud-volleybalinternationals en andere grootheden in deze sport. “Ja, voor de treinreis naar Parijs moesten we zelf een lunchpakket meenemen.” Nederland werd er tiende, was het beste West-Europese team in een toernooi dat door de toenmalige Oostbloklanden werd gedomineerd.
Veel avontuurlijker was de trip naar Moskou in 1962, waar toen het WK plaatsvond. Riet: “Daar gingen we met een Tupolev heen, een vliegtuig met veel pluche en schemerlampjes aan de wand. In Moskou hing een sinistere sfeer. We kregen van de ploegleiding te horen dat we niet te uitbundig moesten zijn en vooral ook niet te hard te praten, want we konden wel eens worden afgeluisterd. Wat we niet meekregen toen we daar aan het volleyballen waren, was dat er een derde wereldoorlog dreigde als gevolg van de Cubacrisis. Dat hoorden we later pas, toen we weer in Nederland waren. ”Wel kregen de volleybalsters in Moskou de ruimtevaarder Nikolajev gezien, de tweede man na Yuri Gagarin, 's werelds eerste astronaut. Nikolajev werd als speciale gast gepresenteerd, als pure Sovjetpropaganda.
Sportief was er een nieuwtje. De Nederlandse speelsters droegen voor het eerst knielappen. Bondscoach Henk Blok had ze voor het eerste gezien bij de Japanse dames en vond dat ook een goed idee voor zijn meiden.
Liefst tien jaar speelde Riet voor het Nederlands team. In 1963 kwam er een eind aan haar internationale loopbaan. Ze speelde toen al – als Riet Pronk-Van den Heuvel, bij bij het Amsterdamse Boemerang, dat haar had verleid in Amsterdam te komen spelen. Met die club, een toenmalige grootmacht, werd ze wél landskampioen. Drie keer zelfs.