Oosterparkers
Voetballend Groningen was in het vroege voorjaar van 1991 in staat van opwinding. Wat was het geval? Het toen zieltogende Oosterparkers werd opgepimpt door twee ambitieuze zakenlieden, Jan Benninga en Folkert Buringa. Dit duo kwam buitengewoon spraakmakend uit de bus met plannen die tot een grootse revival van Oosterparkers als vooraanstaande stadsclub moesten leiden. The sky was hun limit, ofwel terugkeer in het profvoetbal. Het mislukte avontuur in de beginjaren van het betaalde voetbal, van 1955 tot 1959, moest worden uitgewist.
Benninga, de nieuwbakken voorzitter zonder Oosterparkbloed, kende geen twijfel toen hij met kapper Burenga in een historische persconferentie in de kersverse Business Club Oosterparkers het plan de campagne presenteerde. Eerst een topclub in het amateurvoetbal worden en als dat doel was bereikt, de Grote Stap maken naar het profvoetbal. Hij zei het toen Oosterparkers nog vierdeklasser was, tot droefenis van de aloude volkswijk die het groen en wit van de voetbalclub zo lief heeft.
De buitenwacht reageerde even verbaasd als afkeurend. Sportwethouder Henk Pijlman vond één profclub in de stad, in dit geval FC Groningen, meer dan genoeg. En oud-international Piet Fransen, kind van het Oosterpark, was ook duidelijk: “Hier zit niemand op te wachten.”
Benninga & Buringa hadden echter, toen ze pontificaal naar buiten traden, de eerste stappen al gezet. Het veld, destijds gelegen aan de boorden van het Van Starkenborghkanaal, zou opgetuigd worden met een tribune à raison van 60.000 gulden. Ook kreeg de BCO een eigen lounge die op 80.000 gulden was geschat, en werd de begroting van de club opgeschroefd naar een kwart miljoen, voor een amateurclub in de onderste regionen een indrukwekkend bedrag.
Uiteraard gingen de twee B's ook de spelersmarkt op. Uit Leeuwarden haalden ze het duo Bert Hollander en Gerard van Loon, die bij FVC furore hadden gemaakt als scherpschutters. Met deze geruchtmakende transfer was volgens ingewijden 60.000 gulden gemoeid, ieder 30 mille.
Dit alles was mogelijk gemaakt door de komst van hairstylefabrikant Wella als hoofdsponsor, terwijl Buringa als voorzitter van de BCO ook nog 32 leden begroette die voor 1500 gulden op de eerste rij mochten plaatsnemen. De klassieke volksclub was verworden tot een eigentijdse zakenclub. Die toch revolutionaire cultuuromslag werd overigens wel in dank aanvaard door de leden, die zich maar te graag wentelden in dit droomscenario.
Jan Benninga, die vanuit Siddeburen als een Mozes van de Oosterparkberg was afgedaald om de blijde boodschap te verkondigen, trok zich niets aan van alom fronsende wenkbrauwen. Hij lanceerde voor zijn project zelfs namen als Renze de Vries en Theo Verlangen. Hoewel Renze tot een celstraf was veroordeeld als aanvoerder van een zwartgeldaffaire bij FC Groningen, kon de Roner varkenaboer nog altijd rekenen op een flinke dosis populariteit bij het voetbalvolk. Op basis daarvan moest hij de commerciële kar van de 2 B's gaan trekken. Verlangen, die als trainer glorietijden in het Oosterpark beleefde, kreeg een technische adviseursrol aangeboden.
Beide heren schrokken echter zo van alle negatieve reacties dat zij eerst de kat nog even uit de boom wilden kijken. Al kijkende zagen ze dat de hemelbestorming van Oosterparkers werd gestopt door De Zweef uit Nijverdal, dat de groenwitten van promotie naar de hoogste amateurregionen, de hoofdklasse, afhield. Vervolgens stortte het luchtkasteel van Benninga & Buringa, vooral door almaar roder wordende cijfers in de administratie, snel ineen. In 1994 verdwenen ze schielijk van dit al met al toch best wel boeiende toneel.
Oer-Oosterparkers Arend Nijborg mocht als interim-voorzitter het achtergelaten puin opruimen. Bij zijn inauguratie preekte hij Groninger nuchterheid: “We gaan terug in de tijd, willen weer een echte volksclub worden."