Oomkes-trofee
Je zal hier maar sponsor zijn, zei ik tegen een collega, toen een pelotonnetje marathonschaatsers nauwelijks vooruit te branden was op de Groninger kunstijsbaan. Geschrokken boog mijn wakkere collega zich iets voorover en fluisterde waarschuwend in mijn oor: ”Hij zit hier naast ons lul.” Waarmee hij maar even duidelijk wilde maken, dat ik op mijn woorden moest passen. Zwijgend keek ik naar de sponsor, die was vergezeld van zijn vrouw en een bevriend echtpaar. Ik had met de man, en ook met z’n vrouw, te doen. Noem het maar rustig medelijden. Stelt u zich eens voor; op een zekere dag komt er een nijvere schaatsorganisator over de vloer van je bouw- en aannemingsbedrijf met het verzoek geld te steken in een marathon.
De meest mooie voorstellingen van zaken worden hem gedaan. Marathonschaatsen is in en er zullen een paar duizend man rond de baan staan die allemaal dankzij hem, de grote sponsor van het hele gebeuren, een prachtige avond zullen beleven. De organisator -zijn sportieve waar met de overtuiging van een gehaaide vertegenwoordiger aanprijzend- schermt met de namen van alle grote vedetten. Evert van Benthem, ten tijde van het eerste contact nog maar eenmalig Elfstedenwinnaar, ‘Poeske van Kempen, Hilbert van der Duim, Jan Kooiman en noem maar op.
De kandidaat-sponsor, aanvankelijk de boot beleefd afhoudend, laat deze voorstelling van zaken niet koud. Terwijl de borrel op tafel komt, begint hij te ontdooien. Er wordt gepraat over een te verwachten spektakel van de eerste orde. Over ‘Dolle Dries’, die ongetwijfeld weer voor grandioos stuntwerk zal gaan zorgen, over Piet Kleine, die nu ook in deze schaatsdiscipline met zijn superkrachten wil smijten en over de televisie, die steeds meer aandacht besteedt aan marathons. Het zit er dik in dat… (vult u zelf maar in). Waarna de aannemer ‘om’ gaat en zijn vrouw zijn chequeboek uit de bureaulade laat halen. Een beetje leuke reclame, bedenkt hij zich nog even tweemaal, is nooit weg en de gevraagde steun is geen rib uit het lijf. Bovendien ook nog fiscaal aftrekbaar. Zo moet ongeveer de Oomkes-trofee tot stand zijn gekomen.
Onder een hoogst ongelukkig gesternte, dat ook. Hoe triest was het te zien dat het grootmoedig gebaar van de gulle gever niet aansloeg. Bij rijders niet en bij het publiek evenmin. De tragiek van een trofee. Evert van Benthem had ondertussen zijn tweede Elfstedentocht gewonnen en koos voor een optreden in RUR, Hilbert had geen puf meer, tenzij hij nog een leuk extraatje zou krijgen, Piet en Poeske traden in Finland voor de alternatieve Elfstedentocht aan omdat ze in de echte niet mochten starten en huisman Kooiman had nog de was van een hele week te doen.
De naweeën van de Elfstedentocht, in dat teken stond de door Oomkes aangedragen trofee. De helden van het ijs zijn vermoeid, likken hun wonden en smachten naar de zomerstop. Net als met de sponsor had ik ook met hen te doen. Alsof ze blokken beton moesten wegduwen, zo moeizaam ging het voorwaarts. Gelukkig toonde scheidsrechter Le Gro enig mededogen met de tot lijders verworden helden van het ijs. Van de 150 rondjes die er aanvankelijk dienden te worden afgelegd alvorens de Oomkes-trofee zou worden uitgereikt, liet Le Gro er met de barmhartigheid van een Samaritaan dertig vallen. Hij wilde er geen nachtwerk van maken.
Waren er buiten geen toeschouwers, binnen ontbraken -ook niet onbelangrijk- de gebruikelijke egards voor de geldschieter en zijn gevolg. Van enigerlei vorm van etiquette voor het begeleiden van een sponsor was niets te bespeuren. Geen charmante dame die hem namens de organisatie bij de kassa met een vriendelijke glimlach opwachtte, geen dikke sigaren -voor mevrouw een ultralight filtersigaretje- op tafel en wat het ergste was, een gesloten bar in de VIP-room. Zoiets mag natuurlijk nooit gebeuren. Volgens mij zien we marathonschaatsers nooit meer om de Oomkes-trofee strijden.
De treurnis rond deze trofee bereikte zijn dieptepunt toen mevrouw de sponsor naar het ereschavot op een siberisch-achtig middenterrein werd genood om de eerste drie te huldigen. Alles wat bij zo’n ceremonie behoort, was er niet: feestelijk hoorngeschal, wapperende vlaggen en warm applaus. De speaker deed nog een poging er iets van te maken. Zijn hart wilde wel, maar uit zijn tot op het bot verkleumde lijf borrelde geen enthousiasme meer. Terug in een lege VIP-room, zag ik tranen in de ooghoeken van de sponsor. Het was zo koud buiten, zei hij. Het wordt hoog tijd dat de dooi zijn intrede doet.