Mijn passie voor fietsen
Een aantal jaren geleden stapte Ron Jans quasi-verontwaardigd en met opgeheven vingertje op me af. Jans, toen trainer bij FC Groningen, had mijn column in het Dagblad van het Noorden gelezen en onderbrak zelfs even de training om mij de les te lezen. Hoe kon ik, zo klaagde hij, in mijn column een lofzang op het wielrennen zingen en zelfs zeggen dat de Tour de France voor mij in de zomer 'heiliger' was dan een voetbalwedstrijd. 'Schande', zo brieste Jans, maar dat wel met gespeelde kwaadheid. Want Jans, zo weet ik, is zelf ook een liefhebber van de wielersport.
Het klopt. Wielrennen staat voor mij op gelijke hoogte met voetbal, hoewel ik in de volkssport nummer één werkzaam ben. Mijn huidige passie voor fietsen komt ook helemaal voort uit mijn liefde voor de wielersport. Als kind had ik dat al: ik speelde 'Tour de Fransje' met knikkers die ik op kleur sorteerde en voorzag van kleine opgeplakte stickertjes waar ik een rugnummer op schreef. Ik speelde hele etappes op het vloerkleed in mijn ouderlijke achterkamer en hield in een speciaal aangeschaft schrift de etappes en de uitslagen bij. Ik kon er uren mee zoet zijn.
Toen ik al een tijdje gestopt was met voetballen en nauwelijks meer aan sport deed, merkte ik dat ik aan het dichtgroeien was. Ik woog zelfs boven negentig kilo. Te zwaar en dat doet een aanslag op je fitheid. Ik fietste soms wel een een toerfiets, maar dat bleek toch niet voldoende. Een jaar of tien geleden nam ik één van de beste beslissingen die ik kon nemen: ik kocht een tweedehands racefiets, schafte wat wielerkleding, een helm en fietschoenen aan en ging de weg op. Ik had ook kunnen hardlopen, maar daar heb ik een behoorlijke tegenzin tegen. Het begon als een hobby, intussen is het een passie geworden. Ik fiets nu rond 5000 kilometer in een jaar, soms met pieken naar 8000. Heb een aantal fietsvrienden en ga zeker twee keer per jaar op vakantie met maar één doel: fietsen. Met mijn sportschool FGT in Tynaarlo een jaarlijks terugkerende week de bergen in: Alpen, Dolomieten of welk berggebied ook. En dan met vrienden ook nog wel één of twee keer naar het buitenland om uitdagingen te zoeken: Ardennen, Vogezen.
U zou kunnen denken: een goede klimmer dus, maar het tegendeel is waar. Ik ben een matige klimmer, maar doe het heel graag. Misschien een vreemde vorm van masochisme? Als ik eindelijk na geweldig afzien de top van zo'n bergreus heb bereikt, weet ik wat mij te wachten staat: de afdaling. Zo slecht als ik kan klimmen, zo goed kan ik dalen. Bang ben ik niet om hoge snelheiden te ontwikkelen. Mijn vrienden hebben daarom een bijnaam bedacht voor me: Paul Baksteen. Gevaarlijk? Wellicht, maar ik kan het niet laten. Soms tegen tachtig per uur naar beneden. Intussen staan er vele bekende bergen op mijn naam: Ventoux, Alpe d'Huez, Galibier, Pordoi, Tourmalet en vele, vele anderen. Twee jaar geleden faalde ik op de befaamde Stelvio, maar binnenkort wil ik een tweede poging doen.
Maar ook fietsen door het Groninger vlakke land, door het fraaie Drenthe en de Limburgse heuvels ie fantastisch om te doen.
Fietsen is niet alleen goed voor het lichaam en je conditie, het maakt zeker ook een aangename ruimte in je hoofd. Na elke fietsrit, tenminste als ik niet mijn aartsvijand de 'hongerklop' ben tegengekomen, voel ik me fris, vrij en optimistisch. De opgebouwde endorfine geeft een positieve extra energie. Ik kan het iedereen aanraden en fietsen kan je, mits gezond, tot op hoge leeftijd blijven doen.