Kolder: ‘Ik wil gewoon een goede hulpverlener zijn’

Door: Leo Wassing

Marnix Kolder (40) is inmiddels bijna vijf jaar profvoetballer af. De 1 meter 90 lange Kolder begon als kleine Kolder in de F’jes bij Bato in Winschoten. Vanaf de E-jeugd tot en met de C-jeugd speelde hij bij het roemruchte WVV en werd daar opgepikt door BV Veendam. Hij debuteerde in oktober 1997 op zestienjarige leeftijd aan de Langeleegte tegen ADO Den Haag. Kolder eindigde op 94 doelpunten voor zijn grote liefde en is (en blijft) daarmee topscorer aller tijden. Maakte na tien seizoenen Veendam de overstap naar FC Groningen, waar hij debuteerde in de eredivisie. Scoren op het hoogste niveau bewaarde ‘Marnix Goalder’ voor zijn succesvolle periode bij Go Ahead Eagles. Hij sloot af bij FC Emmen en speelde daarna weer aan de Langeleegte, bij de amateurs van Veendam 1894. The Kolderator ging vrolijk door met zijn grootste handelsmerk en kwam tot 103 doelpunten in het zondagvoetbal. Kolder, sinds jaar en dag woonachtig in Westerlee met vrouw en dochter, wisselde in coronatijd van club en speelt sinds de zomer voor OZW in Stad. Kolder is na zijn profcarrière aan de slag gegaan als ambulant begeleider in de jeugdzorg. Hij begeleidt jongeren die op bepaalde vlakken zijn vastgelopen in het leven. Een monoloog van een nuchtere noorderling die zijn strepen heeft verdiend in het betaalde voetbal en zich sinds vijf jaar volledig focust op zijn maatschappelijke carrière.

“Ik heb het profvoetbal eigenlijk helemaal niet gemist sinds ik ben gestopt, weet je dat? Ik was er gewoon klaar mee. In mijn hoofd was het wel welletjes geweest. Ik was negentien seizoenen lang alleen maar met voetbal bezig. Alles stond in het teken van voetbal en mijn omgeving moest daar rekening mee houden. Maar er is ook nog wat ná een voetbalcarrière natuurlijk. Die carrière is eveneens belangrijk voor mij, om ook in de ‘normale maatschappij’ van betekenis te kunnen zijn.”

“Mijn oud-teamgenoot Angelo Cijntje heeft mij, na mijn profvoetbalcarrière, in contact gebracht met een jeugdzorginstelling voor ambulante begeleiding. Dat is alle hulpverlening die plaatsvindt buiten de muren van een instelling. Ik heb een jaar gewerkt bij mijn vorige werkgever en werk inmiddels drieënhalf jaar bij mijn huidige organisatie, Veni Etinam in Zuidlaren, en doe dat werk vanuit de hele provincie Groningen en Noord-Drenthe. Ik heb bij mijn eerste werkgever een soort snuffelstage gelopen en het werk ging eigenlijk ‘vanzelf’. Ik weet nog dat ik met een collega meeliep en dat we naar een jongen in Delfzijl moesten die last had van hechtingsproblematiek. Die jongen wou bijvoorbeeld z’n veters niet strikken. Hij was lui en z’n zelfverzorging was heel slecht, althans dat waren de woorden van die jongen. Ik had direct al een goed gevoel, een soort van klik en begon hem een beetje uit te dagen, zo van ‘veters strikken kan je wel’. En die aanpak ging eigenlijk vanzelf en belangrijker: het werkte. Vandaag was ik bij een meisje met autisme. We moesten haar inschrijven voor het mbo, maar ze wil liever geen online intakegesprek. Fysiek is in coronatijd natuurlijk lastig, dus ze was er wel een beetje klaar mee. Ik ging op haar inpraten, een beetje op gevoel en met kennis die ik heb opgedaan door een hbo-thuisopleiding SPH en gesprekken met behandelaars, die expert zijn op het gebied van autisme. Ik heb haar afgeleid door te praten over zaken waar ze in geïnteresseerd is en zo en ging vanuit daar heel voorzichtig naar die online inschrijving toe. Op een gegeven moment ging ze uit zichzelf kijken wat haar interessant leek. Dat is gewoon leuk als dat lukt, zonder dat ik haar opleg dat ze het moet doen. Dat doet ook wat met mij, omdat mijn intenties oprecht zijn.”

“In mijn rol als hulpverlener let ik er heel goed op dat je doet wat je zegt. Dat is heel belangrijk, want cliënten willen jouw hulp en rekenen op jou. Je moet er echt zijn voor die mensen. Een rol spelen heeft geen zin, dat hebben ze door. Vanuit eerlijkheid laten merken dat je er voor ze bent. Dat is belangrijk en een reden dat ik bij veel cliënten zeg maar binnenblijf. Ik wil gewoon een goede hulpverlener zijn, zoals ik ook een goede profvoetballer wilde zijn. Ik ben met mensen bezig en dat zijn kwetsbare mensen. Dan moet je wel een gevoel van verantwoordelijkheid hebben, dat je goede zorg wil leveren. Ik probeer veel samen te werken, omdat het interessant is om een beroep te doen op de expertise van anderen om zo tot passende hulp te komen zodat onze cliënten kunnen groeien en hun talenten kunnen ontwikkelen. Iets moois bereiken, ondanks dat ze een rugzakje op hebben of een stoornis hebben. Daar zet ik mij voor de volle 100 procent voor in.”

“Dat helpende zat er altijd al in ja, ook in de voetballerij. Bij Go Ahead Eagles kreeg ik een verantwoordelijkheidsrol omdat ik aanvoerder was. Ik weet nog dat Deniz Türüç als talent naar Go Ahead Eagles werd gehaald. Hij speelde eerst in de beloften en zat daardoor in kleedkamer 2. Toenmalig trainer Erik ten Hag zag de potentie van Türüç en hij sloot aan bij de eerste selectie en dus in kleedkamer 1. Het eerste wat hij deed was bij de luidruchtige jongens zitten. Ten Hag had dat direct in de gaten en zei: ‘Kom maar even hier jongen. Je gaat daar zitten, naast Marnix, en je luistert gewoon naar Marnix.’ Ik heb hem daardoor wat wegwijs gemaakt. Als aanvoerder, maar ook voordat ik de band om kreeg, was ik altijd al een verbinder in de groep. Ik was de schakel tussen Ten Hag en de spelers en andersom. En ook dat ging vanzelf, want ik had altijd al meer een zwak voor de wat zwakkeren. De grootbekken redden zich immers wel. Ik ging altijd voor de stillere jongens, die je wat vertrouwen moet geven. Wel grappig dat ik ooit ook zo was. Ik weet nog wel dat ik als jong ventje bij Veendam de kleedkamer binnenstapte, bij mannen als Bertje Zuurman, Jopie Gall, Henny Meijer en zo. Zat ik bij Armand MacAndrew en Gerard Wiekens in de auto…’Tja, wat moet ik zeggen?’, dacht ik. Eenmaal in de kleedkamer zeiden mijn teamgenoten direct: ‘Je gaat hier niet zitten, ga maar naar kleedkamer 2.’ En tijdens besprekingen dacht ik: ‘Vraag mij maar niets, ik weet niet of mijn mening ertoe doet, of dat ik misschien iets zeg dat verkeerd valt.’ Dus ja, ik keek altijd wel de kat uit de boom en daardoor herken ik het, nu ik ouder ben, onbewust of zo.”

“In het begin van mijn carrière hield ik mij nog niet zo met trainers bezig, zoals ik dat later dus wel nadrukkelijker deed. Ik deed mijn ding en had ook geen functie in het team dat ik veel contact had met een trainer. Joop Gall heeft mij laten inzien wat erbij komt kijken om niet alleen maar Mister Veendam te worden. Hij gaf mij het extra zetje: ‘Kom, gasgeven jongen, anders blijf je twintig jaar bij Veendam en dat is met jouw kwaliteiten zonde.’ Ik nam zijn woorden serieus en ging daarom extra trainen. Krachttraining, maar ook na de training afwerken en zo. Ik wilde mijzelf beter maken. Martin Drent werd op een gegeven moment gehaald, dus ik dacht ook: ‘Nu gasgeven, anders gaat Drent natuurlijk spelen.’ Een paar seizoenen daarna belandde ik bij FC Groningen, maar dat was geen succesverhaal voor mij. Ik was een eerstedivisie-voetballer en voelde mij op dat moment geen volwaardige eredivisiespeler. Was ook wat te bescheiden denk ik. Daarbij kwam dat ik niet geheel fit was waardoor die stap daardoor extra groot was. Heb in die periode ook wel moeite gehad om aan te haken. In het laatste halfjaar heb ik nog wel gevoetbald, ook tegen Ajax in die beruchte wedstrijd van de brand. Ik was toen weer volledig fit, maar Groningen gaf aan niet verder te willen met mij. Ik mocht worden verhuurd of verkocht. Toen meldde VVV zich en ben ik voor 100.000 euro getransfereerd.”

“In Venlo werd ik gezien als grote speler uit de eredivisie. Maar de eerste maanden waren lastig, ook vanwege het feit dat ik in een hotel zat. Ik had ook niet echt een klik met trainer Jan van Dijk en mijn concurrent, Sandro Calabro, schoot alles raak dat seizoen. We promoveerden naar de eredivisie, maar ik was blij dat Jopie mij na een seizoen op huurbasis terughaalde naar Veendam. In mijn laatste seizoen bij Veendam, 2010/2011, bereikten we de play-offs en hadden we een aardig team met spelers als Peter van der Vlag, Michael de Leeuw, Angelo Cijntje, Mitch Apau, Anco Jansen, Lars Lambooij. Inmiddels was ik al bezig met een carrière na het profvoetbal, want ik ging bij sponsor Koos Gjaltema werken in de steigerbouw en voetballen bij Harkemase Boys. Ik had een soort vertegenwoordigersrol in de verhuur van steigers en hoogwerkers. Dat was heel nobel van Koos, maar achteraf was het niks voor mij. Op een dag belde Joop naar Koos, want zij hadden natuurlijk regelmatig contact. Hij vroeg aan Koos: ‘Ik zoek een spits, weet jij er één? Koos zei: ‘Ik heb hier nog wel een veur mie zitt’n, dei goochemerd dei hier waarkt.’ Een paar dagen later had ik Joop en Marc Overmars aan de lijn en was het binnen twee dagen geregeld. Ik kon weer betaald voetbal spelen bij Go Ahead Eagles, ook omdat Harkemase Boys zich gelukkig coulant opstelde en mij een terugkeer in het betaalde voetbal gunde.”

“Ik heb in Deventer slechts een half jaar onder Gall mogen spelen. Hij werd opgevolgd door Jimmy Calderwood die het seizoen afmaakte. Daarna kwam Ten Hag en hij maakte mij aanvoerder en gaf mij een bepaalde drive om maximaal te presteren. Hij was dag en nacht met voetbal bezig en liet mij inzien wat ervoor nodig was om het uiterste uit jezelf te halen. Achter alle trainingen van Ten Hag zat een idee waar je in de wedstrijd weer iets mee kon. Hij liet niets aan het toeval over. Onder Ten Hag was het voetballend in orde, maar hadden we ook nog wel wat negatieve resultaten. In de play-offs klopte vervolgens alles en promoveerden we na een 3-0 thuiszege en 1-0 nederlaag in Volendam voor het eerst sinds zeventien jaar naar de eredivisie. Jammer genoeg ging Ten Hag na dat seizoen naar FC Bayern München. Ik had hem nog gebeld en willen overhalen, maar hij had een plan. Hij had het allemaal al uitgestippeld. En tja, als je in de keuken kunt kijken bij Pep Guardiola, blijf je niet bij Go Ahead, toch? Ik heb bewondering voor zijn fanatisme. Tussen trainingen door moesten we wel eens verplicht rusten op een veldbedje in het stadion. Hij was echt bloedfanatiek en bereidde alles tot in de puntjes voor. Ik weet nog dat we een keer een uitlooptraining hadden na een wedstrijd en ik vroeg de trainer of ik die kon overslaan, want ik had een privé-afspraak. ‘Marnix,’ zei Ten Hag heel serieus, ‘bij mij zijn alle trainingen belangrijk.’ Wist je direct dat die andere afspraak niet doorging, haha. Als je ziet wat hij nu presteert, petje af hoor en die basis zat er dus al vroeg in zijn hoofdtrainerschap in.”

“Toen ik naar Go Ahead Eagles ging, had ik niet in de gaten dat het een grote club was. Ik ging daar heel ontspannen heen, maar later kwam ik er wel achter dat Go Ahead Eagles inderdaad een grote club ís. Wat die promotie ook allemaal losmaakte bij de supporters…niet normaal. Bij Go Ahead is het anders dan bij Emmen en Veendam. Het is een echte volksclub, de baby’s liggen daar met een speen en slabbetje van de club in de wieg. Als je een beetje respect toont richting de supporters en elke wedstrijd weer de mouwen opstroopt, dan kunnen ze wel wat van je hebben. Ik heb nu nog wel eens contact met Deventer en ik word daar nog steeds met open armen ontvangen. Dat vind ik mooi.”

“Ik werd de held voor ze toen ik de goal tegen Feyenoord maakte met een dik oog en negen hechtingen. Ik moest al na tien minuten tijdelijk het veld af, want een van mijn lenzen was eruit gegaan. Ik ging de catacombe in om een nieuwe lens in te doen en op dat moment scoorde Feyenoord. Dus terug het veld in kon ik direct weer de aftrap nemen. Twee minuten voor rust kwam ik in botsing met Vilhena. Ging ik er weer af. Ik lag op de massagetafel en de dokter van ons was best wel in paniek. Ik zei: ‘Rustig, dokter, rustig. Ik heb geen hoofdpijn en kan nog zien.’ Maar ik bloedde best wel. Ik werd gehecht en ging het veld weer op. En toen in de laatste minuut schoot ik die vrije trap binnen: 2-2. Dat was wel mooi, ja. Moest ik uiteraard voor de camera’s verschijnen. ‘Je moet je oog schoon maken’, zeiden ze. ‘Nee joh, veel mooier zo’, dacht ik en stond als een soort Rambo voor de camera. Ik laat het doelpunt regelmatig zien aan cliënten. Als een dertienjarig jongentje mij niet kent vanwege mijn voetbalcarrière, kan het op deze manier een bepaald ontzag en respect opleveren. Maar dat doe ik niet bij elke cliënt hoor.”

“Over vrije trappen gesproken: bij de amateurs van Veendam schoot ik afgelopen seizoenen een paar vrije trappen binnen, goeiedag. Die waren betaald voetbalwaardig, haha. Ik weet nog wel dat we tegen Annen moesten. Wonnen we met 5-4 en ik maakte vier doelpunten, waarvan drie vrije trappen. Eentje vol in het kruis, één binnenkantpaal en eentje schoot ik langs de muur, hard in het doel. Ik hoorde van medespelers die in de muur stonden dat de spelers van Annen tegen hen zeiden: ‘Hij zal er toch niet nog eentje binnenschieten?’ Toch wel, haha! Gieten-uit kan ik mij ook nog herinneren. Die keeper had helemaal geen muur neergezet. En die bal ging stijf in het kruis. Lewenborg-thuis ook twee keer raak uit een vrije trap. Ik nam ze ook uit alle standen en hoeken, heerlijk. Ik vond het leuk om de amateurs van Veendam te helpen na mijn profcarrière en om weer aan de Langeleegte te spelen. Het voelde als thuiskomen, want ik had met Veendam natuurlijk het meeste. Na mijn carrière had ik nog wel contact met derdedivisieclubs en hoofdklassers. Maar dat wou ik niet meer. Dan krijg je weer een zak met geld en heb je weer die verplichtingen. Daar was ik gewoon klaar mee. Kijk, ik heb geen amateurvereniging waar ik écht binding mee heb gehad vroeger, want ik ging op jonge leeftijd van WVV naar BV Veendam. Dit cluppie wilde ik wel helpen en ook omdat Angelo Cijntje het mij vroeg. Ik heb daar een leuke tijd gehad, zeker ook toen Jouad Boufarra trainer werd. Er kwam structuur in de groep en er werd leuk en aardig gevoetbald. We zijn gepromoveerd van de derde naar de tweede klasse, maar dat seizoen in de tweede klasse werd helaas niet afgemaakt vanwege corona.”

“In mei vond ik het genoeg geweest bij Veendam. Door gezin, werk en studie lukte het niet meer om twee keer per week te trainen. Ik was er wel klaar mee, eigenlijk net zoals ik dat had na mijn carrière in het betaald voetbal. Ik was nog wel dicht bij een vervolg bij Rolder Boys na contact met Rick Slor en ook WVV stond op het lijstje, maar uiteindelijk heb ik gekozen voor OZW. Dat contact is eigenlijk via de krant ontstaan. Daar opperde ik dat ik in de buurt zou gaan voetballen, of met Arjan Blaauw bij OZW. Arjan stuurde direct een berichtje: ‘Open sollicitatie’? Toen raakten we in gesprek en hakte ik de knoop door om naar OZW te gaan. Dat voelde direct goed en het is prima te combineren met mijn werk en studie. Het is nu echt: je mag komen wanneer je wil komen. Als je er bij wijze van spreken zes weken niet bent, is het ook niet erg. Het zijn allemaal vrienden. Een beetje levensgenieters ook, met humor. Ik lig vaak dubbel om de woordgrappen en om de cynische opmerkingen die naar elkaar gemaakt worden in het veld. En dat er oud-profs voetballen, trekt mij natuurlijk ook aan. Het niveau is daardoor zeker nog in orde en iedereen heeft zin om te voetballen. Ik speel met ervaren voetballers, die ook levenservaring hebben. Na de wedstrijd is het ook wel gezellig en je kunt zelf bepalen of je blijft hangen of iets leuks gaat doen met het gezin thuis. Ik haal het plezier voornamelijk uit het voetbal. Iedereen op het veld wil wel hoor, ook al kleden ze zich vijf minuten voor de aftrap nog om. Als je hier komt trainen heb je er ook gewoon zin in. Anders kom je niet. Ik probeer zo veel mogelijk te trainen op woensdag, het is ook een beetje ontspanning. Al met al is OZW gewoon een warme familieclub.”

“Door corona hebben we niet veel wedstrijden kunnen spelen. Ik heb tot nu toe drie bekerduels gespeeld en twee competitieduels. En het netje weer gevonden, zes om precies te zijn. Scoren verleert nooit haha. Leuk is ook dat ik bij OZW met veel oud-Veendammers speel: Lesmond Prinsen, Steve van den Broek Humphrey, Arjan Blaauw, Marcel Roode, Jan ten Brinke en Gerrie van Lingen. Het draait voor mij uiteraard nog steeds om doelpunten, maar ook het spel zelf, alleen niet meer vanuit de spitspositie. Ik wil niet meer in de dekking staan bij een verdediging die mij op zondagochtend op de achillespezen trapt. Ik wil lekker aan de bal in de vrije rol. Het voetballen mis ik op dit moment wel. Ik mis dan vooral het plezier en het fanatisme dat de hele ploeg uitstraalt op de zondagmorgen tijdens een wedstrijd. Komt wel weer, maar je kunt nu even niks. Ik loop een beetje voor mezelf of een beetje fietsen af en toe. En ik ben veel aan het wandelen met jongens en meisjes die ik begeleid, dus ik krijg wel een beetje beweging, maar het is behelpen. Maar goed, daar heeft iedereen last van. Gelukkig blijf ik het voetbal volgen als analist bij Dagblad van het Noorden, al doe ik dat momenteel ook vanuit huis. Het is niet anders.”


Leo Wassing

Over Leo Wassing

Hij is geboren en getogen in Delfzijl. Houdt nu residentie met vriendin en dochter in Meerstad. Voetbalde bij Neptunia en speelt tegenwoordig in de zaal bij Extudiantes in Stad. Werkte als redacteur bij FOX Sports, RTL en RTV Drenthe. Leo is nu communicatiemedewerker Seaports in Delfzijl. Leo schrijft met regelmaat columns en stories voor Sport in Stad.