Knik in de Piedhoane

Door: Erik Hulsegge

Beeld: Jan Kanning

Een schaterende lach, hier en daar een klap op de schouder en soms een harde vloek van een schaatser die zijn veter stuk trekt. In het geroezemoes van zo’n vijftig schaatsers zinderen de zenuwen.Vijftig schaatsmannen en een koppeltje vrouwen hebben zich zondag 17 februari 1985 verzameld in de gemeenteloods aan de Diepswal in Scheemda voor de start van de veertiende Oldambtrit.

Glimmende gezichten van vaseline in een dampige gespannen sfeer. Buiten is het dik onder nul met een vileine oostenwind. ‘Hurrrr... t is sniedens kold’ rilt een man op klompen uit het dorp, die is komen kijken bij de start van de schaatsklassieker.

Ergens achter in een hoekje van de loods, met de kont op een juten aardappelzak, zit Sebo. Een arm en een been in zijn felblauwe schaatspak. Zijn hoofd is rood van de spanning. Het duurt een eeuwigheid eer hij zich in het pak heeft gewurmd. Als hij zijn schaats al bijna aan heeft, maar met geen mogelijkheid zijn voet erin krijgt, merkt hij pas dat het de schaats van zijn buurman is. Zonder iets te zeggen legt hij de schaats terug in de tas van de schaatser naast hem. 

Sebo doet voor het eerst van zijn leven mee aan de wedstrijd van de Oldambtrit. Sebo is geen topper. Een werker, geen schaatser. Eigenlijk zou hij ook niet meedoen maar omdat hij lid is van Eigen Kracht in Midwolda, een van de organiserende ijsverenigingen, en hij ze daar de oren van de kop heeft gezeurd, kreeg hij een wedstrijdkaart als C-rijder. 

En daar zit de boerenknecht uit Westerlee, iets ongemakkelijk, tussen zijn helden. Vooraan in de loods ziet hij Jan Roelof Kruithof, die de schaatswedstrijd tussen Scheemda en  Termunterzijl al vier keer won. ‘Dolle Dries’ van Wijhe, schoolmeester Albert Bakker en lokale held en timmerman Fokko Veen in zijn kanariegele schaatspak. Tijdens de bewondering van zijn schaatshelden smeert Sebo zich in met vaseline, die zijn vrouw Grietje hem keurig in een doosje samen met een banaan en vier eierkoeken in zijn tas  had gepakt. Fokko is dol op ‘pleverkouken’ van de bakker onder de toren.

‘Nog twee minuten voor de start!!’, roept een grote man met een brede gele band om zijn arm. Het geroezemoes in de loods verstomt. De gezichten staan strak. Sebo klapt een paar keer hard in zijn handen, trommelt een paar keer op zijn borst en voelt dan nog even aan zijn mannelijkheid. De schrik slaat hem om het hart. Lul, ballen en een zeemleren lap. Lul wel. Ballen ook. Maar...geen zeemleren lap, die het zakie moet beschermen tegen de kou. Grietje had alles in de tas gestopt en hij zou zelf de zeem uit het schuurtje pakken. Sebo ziet hem thuis hangen over de ragebol. Maar niet hier over zijn eigen zaakje. Glad vergeten.
‘Nog 1 minuut voor de start!!’, brult de gele band-man. Uit de zwarte tas van zijn buurman, wiens schaats hij eerder al aan had, steekt een plastic zakje. Sebo grist het ‘puutje’ uit de tas en vlijt hem om zijn mannelijk gereedschap. Hij heeft de rits van zijn schaatspak nog niet omhoog getrokken of: ‘Boem!!!!’ Daar klinkt het startschot.
Vijftig vloekende kerels vliegen klunend het ijs van het Termunterzijldiep op. Sebo is als een van de laatsten weg maar eenmaal schaatsend gaat het best goed. Zijn pas geslepen schaatsen krassen mee in het ritme van het peloton. ‘Tsukk...tsukk...tsukk...tsukk’. Het geluid heeft iets van een machine in een strokartonfabriek.

Voorbij de voormalige steenfabriek in Scheemderzwaag, die in de volksmond Piepkefebriek wordt genoemd, gaat het richting ‘t Waar en dan naar links naar gemaal Rode Til, weer terug en dan bij ‘t Waarschip de bocht om naar Nieuwolda. Sebo heeft zich vastgebeten in de brede gele rug voor hem. ‘Blief der bie hor. Gaaist mie der nait of’ roept Fokko Veen hem onder zijn arm toe. Sebo krijgt vleugels door de bemoedigende woorden van de Scheemter timmerman. 
De vleugels van Sebo worden al ras lam. Op het Nieuwe Kanaal naar Midwolda belandt hij in een grote scheur in het ijs. Een bloedende knie en een gescheurd pak op zijn rechterbil is het gevolg. Even is hij van de leg door zoveel pech. De boerenknecht laat zich niet door een scheur vangen, krabbelt weer op en schaatst de in de verte verdwijnende schaatsmeute achterna.

Sebo heeft geluk want het peloton valt stil. De mannen rechten even de rug, waardoor hij zwaar hijgend kan aansluiten tussen het gemaal en Nieuwolda. Dan gaat het door Het Dok en het dorp, het Termunterzijldiep weer op richting de Scheve Klap. De mannen zetten nu echt de sokken erin. Drie vluchters zijn er vandoor en het peloton gaat vol in de achtervolging. Gepraat wordt er niet meer. Je hoort alleen nog ‘Tsukk...tsukk… tsukk...tsukk…’ 

Bij Sebo begint het te kraken. De benen lopen vol, de rug voelt alsof er een gloeiende breipen in zit en hij zweet als een hoefsmid. Buiten dat krijgt hij het gevoel dat hij moet plassen. ‘Nait aan tougeven’, bezweert Sebo het dringende gevoel, hardop tegen zichzelf pratend.
Bij de stempelpost op het keerpunt in Termunterzijl vat hij weer moed en propt snel twee eierkoeken naar binnen. Hij is over de helft. De jeuk in zijn kruis voelt ie niet.

Maar dan, weer terug bij de Scheve Klap vlak voor Nieuwolda, gaat het mis. Bij de brug moet er worden gekluund. Net voor Sebo van de kokosmat het ijs weer op wil, denkt bouvier Tarzan van boer Melle van de overkant van het bevroren water dat hij ook mee kan doen met de klunende schaatsers. Sebo klapt er vol op en belandt met zijn kin op het ijs. De hond vliegt jankend als een klein kind terug naar de boerderij. Sebo krabbelt met een ‘beste Jaap’ op zijn kin overeind en ziet zijn schaatsmakkers in de verte verdwijnen. ‘Verdold dij rotjoekel…’ 
Sebo schudt vloekend zijn hoofd en zet opnieuw de achtervolging in. Nieuwolda door, opnieuw richting Midwolda en weer terug. Op het keerpunt achter de boerderij, waar jaren later Imca Marina neer zal strijken en huwelijksbootjes in de vaart zet, is hij niet eens zo ver achter.
Vlak voor Nieuwolda met de wind mee heeft hij nog een achterstand van een kleine vijftig meter. Weer dat gevoel dat hij moet plassen. Dat is het laatste waar Sebo aan wil denken. ‘Aanmokken! Vurken! Bozzeln!’ Hij spoort zichzelf aan en gooit de armen los om de laatste meters naar de achterste schaatser van het peloton te overbruggen. 

Keurig in gelid als in een ballet vliegen vijftig schaatsers armen zwaaiend pootje over door de bocht naar ‘t Waar. Op de wal is het zwart van de mensen die hun adem inhouden bij zulk een schoonheid. Sebo zet vijf tellen later zijn pootje over in. Een flinke windvlaag geeft hem nog een extra zetje. De rechterbeen gaat vloeiend over de linker maar als hij hem wil neerzetten, voelt hij geen ijs onder zijn schaats, maar een takje. Voor dat Sebo beseft wat er gebeurt, schuift hij op zijn buik languit over het ijs en koerst hij recht af op de koek en zopie-tent van Westerhuis. Schreeuwend van angst komt hij onder de rokken van een gillende vrouw Westerhuis tot stilstand.  

Als hij eronder vandaan komt, krijgt Sebo een gloeiendheet bekertje kwast over zich heen die de uitbaatster van de koek en zopie van schrik laat vallen. Zijn rood-wit-blauwe schaatsmuts en zijn felblauwe schaatspak zijn geel van de mosterd. Hier en daar is het blauw en geel onderbroken door een rode bloedvlek en citroenlimonadevlekken... Dat Sebo de Oldambtrit niet meer gaat winnen, is nu geen vraag meer. Het wordt nog veel erger.

Compleet kapot en gedesillusioneerd schaatst hij achter Nieuw-Scheemda in het open veld voorbij de molen. Plotseling voelt hij een enorme steek onder in zijn buik. Meer nog in zijn kruis. Even denkt hij dat hij heel nodig moet plassen. Zijn hand gaat naar zijn kruis. Zijn adem stokt. Hij voelt geen levende ‘leutje jong’, maar een enorme klomp ijs. Sebo voelt en weet dat het helemaal mis is. Al zijn zwoegend zweet was in het plastic zakje om zijn zaakje gedruppeld. Dat zweetwater is nu bevroren en zijn lul zit er midden in. 

Als Sebo meer dood dan levend als allerlaatste richting de finish aan de Diepswal schaatst, gaat er een oorverdovend gejuich op. Duizenden mensen schreeuwen hem onder het viaduct door over de finish. Onder het finishdoek blijft hij staan, zoekt met zijn ogen zijn Grietje. Als hij haar vindt midden tussen de kolkende menigte, zakt hij door zijn benen. 

Die maandag weet niemand meer dat veehouder Anne Postmus uit Lutjegast de veertiende Oldambtrit heeft gewonnen. Op de voorpagina van de Winschoter Courant prijkt een grote foto van een neerstortende Sebo in een blauw, geel en rood gevlekt en gescheurd schaatspak met de handen beschermend over zijn mannelijkheid. 

Sebo werd die zelfde dag nog in het Sint Lucas aan ‘t wotter’ geopereerd. De artsen zijn er uren mee bezig geweest. Uiteindelijk zat alles er nog aan. Toch kwam hij niet geheel ongeschonden uit de strijd. In zijn penis zat na de operatie ineens een knik. Halverwege boog hij sterk af naar rechts. 

In zijn dorp kreeg hij al gauw een bijnaam. Dat gebeurde toen Henkie van de Hogelaan samen met hem na de training op sportpark Koeperlaand van de plaatselijke voetbalclub met hem onder de douche stond. De blik van Henkie ging naar het zaakje van Sebo. ‘Moije, wat hestoe ja n knik in de piedhoane’ waren de historische woorden. 

En zo ging Sebo Sinnema, schaatsheld uit Westerlee, voortaan als ‘Knik-in-de-Piedhoane’  door het leven.


Erik Hulsegge

Over Erik Hulsegge

Al tientallen jaren maakt Erik Hulsegge de burelen van RTV Noord onveilig. Functies als bureauredacteur, verslaggever, eindredacteur en presentator zijn hem niet vreemd. Tegenwoordig heeft hij iedere zondag een column op de site van z'n zo geliefde omroep. Voor Sport in Stad schrijft Erik met enige regelmaat ook een column.