Klaas Woudstra
De drafsport floreerde in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Ook in Groningen. Tijdens hoogtijdagen kwamen er meer dan 5.000 toeschouwers naar de fraai baan in het stadspark. Aan het einde van de vorige eeuw werd het allemaal minder. Wat men de sport niet kan afnemen is de rijke historie. Onder het motto “gelukkig hebben we de verhalen nog” haalt Henri van Voorn af en toe herinneringen op.
In deze reeks mag Klaas Woudstra zeker niet ontbreken. Hij was de eerste trainer en rijder die ik beter leerde kennen. Hij was de held in mijn jeugd en vanaf 1969 hield ik negen jaar lang nauwgezet de prestaties bij van de dravers die bij hem in training stonden. De envelop met die jaarverslagen vond ik onlangs weer terug en de gloriedagen van Klaas Woudstra herleefden. Klaas was niet zomaar een pikeur. Toen ik aan de hand van opa en oma als tienjarige meeging naar het stadspark onderscheidde hij zich van noordelijke pikeurs als Bonne de Jong, Klaas Neef, Klaas Kramer, Hendrik Maring en Tiemen van der Veen. Prima pikeurs maar geen aansprekende sulky artiesten. Dat was Klaas Woudstra wel. Hij was een en al actie tijdens een koers. Actief vanaf de start, onderweg aanvallend ingesteld en op het laatst energiek finish rijdend. Hij was een strijdlustige man die altijd voor de winst ging. Toen hij in 1965 met Dharma Magowan de Toekomst-prijs won reed hij de ereronde met de helm boven het hoofd geheven. In een woord prachtig en ik herinner me nog letterlijk de woorden die opa toen op de tribune sprak. “Die stutter ken wel ’n peerd stuur’n”.
In dat zinnetje zaten twee opmerkelijke dingen. Ten eerste hoe in het Groningse iemand genoemd werd die stotterde en ten tweede het kenners oordeel van opa over Klaas zijn rijderskwaliteiten. Klaas Woudstra had in de periode tussen 1962 en medio 1969 zijn paarden aan de baan in het stadspark van Groningen staan. Na schooltijd en in de weekenden gingen mijn broer en ik daar vaak kijken. Het was een al en levendigheid. Klaas was niet zo’n prater maar werkte rustig door. Al werd het wel heel druk toen de bij jonge meiden goed in de markt liggende Hans Jillings een poosje met Klaas samenwerkte. Klaas was behalve vakman best ook een levensgenieter en na het werk zocht hij vaak bekende paardencafés als Bolhuis en Van Wijk in Eelderwolde op. Bij succes kon Klaas niet lang genoeg aan de tap blijven zitten, maar zodra de prestaties even minder werden dan was het oordeel van kritische Groningers steevast “zit teveel in de kroeg”. Groningen is wat dat betreft voor topsporters niet zo’n gemakkelijke stad. Menig FC Groningen trainer kan daar over meepraten.
In de Groningse jaren maakte Klaas Woudstra in 1966 naam door met Ylbode B na drie meeslepende heats de Grote Prijs van Nederland te winnen. Hij had naast deze vosruin ook paarden als Ziganita, Aleid Williams en Yvonne Magowan voor de topklasse. Toch begon hij ook naam te maken met jonge paarden als Everprise, Ferdinandus R, Grace Again, Gravin, Ghia en Hazel Buitenzorg. Met laatstgenoemde won hij de Sweepstakes merries. Het lot van een succesvolle jonge trainer in Noord-Nederland was in die jaren ook dat paarden gemakkelijk werden weggekocht. Zo verdween Ylbode B naar Engeland en gingen Everprise en Grace Again dankzij kapitaalkrachtige eigenaren naar Sjeng Hendrikx in het Limburgse Mheer. Verder was het soms een komen en gaan van paarden, want naast dat Klaas niet zo’n prater was, school er zeker geen diplomaat in hem. Hij was zoals we dat noemen “kort voor de kop”. Dat gaf de eigenaren snel duidelijkheid over hun paard. Lang door knoeien en een eigenaar op kosten jagen zat niet in Woudstra zijn pakket. Naast de noordelijke banen koerste hij ook regelmatig in Hilversum.
De weg daarnaartoe was tweebaans en via de Smildervaart kwam je dan ook langs het wegrestaurant van Herman Zielman in Staphorst. Voor noordelijke trainers een vast adres om op de terugreis even te stoppen. Het was diezelfde Herman Zielman die Klaas Woudstra in 1969 overhaalde om naar Willemsoord te verhuizen. Dat bleek een schot in de roos. Een wat rustiger omgeving dan het bruisende Groningen en meer ruimte voor de paarden. Vanaf dag één gingen de zaken in Willemsoord fantastisch. Klaas bestormde de top van de ranglijst van winnende pikeurs in Nederland. Dat was in die tijd, je kunt het je anno 2020 haast niet voorstellen, vooral een westelijke aangelegenheid. Jan Wagenaar, Jan van Dooyeweerd, Martin Vergay, Harry Pools en Piet Smit voerden de ranglijsten aan. In 1970 wist Klaas zich tussen dat selecte gezelschap te wringen want met 87 zeges werd hij derde bij de pikeurs. Een jaar later eindigde Klaas wederom als derde. Daar zat echter een luchtje aan. Hij kwam dat jaar 118 keer als eerste over de finish, maar de stichting NDR had plotseling besloten dat overwinningen in series en heats niet meer meetelden omdat ze te laag gedoteerd waren. Buitengewoon merkwaardig omdat de pikeurs wel geacht werden hun kansen optimaal te verdedigen in dit soort koersen. Zonder die ingreep zou Woudstra in 1971 tussen Jan Wagenaar en Jan van Dooyeweerd als tweede zijn geëindigd. Uit mijn vergeelde envelop blijkt dat zeges van Hette AB, Ineke Hanover, Hollyane, Gertien WS, Gamecock en Gies D als sneeuw voor de zon verdwenen waren.
Klaas Woudstra heeft het trainer van paarden lang gecombineerd met het houden van dekhengsten. Een daarvan heeft de fokkerij ingrijpend veranderd. Dat was Heres. Op papier niet eens zo’n topper, maar in de praktijk een top vererver. Klaas deed er alles aan om de nakomelingen van Heres direct goed op de kaart te zetten. In 1974 bracht hij vroege toptweejarigen als Nolter W, Niels Zuidvelde, Nicky Norton en Nora Hanover in de baan. De naam van Heres was in een paar maanden gevestigd en Woudstra snelde van succes naar succes met zijn nakomelingen. Na een tweede plaats met Nicky Norton en een derde plaats met Othello Hinda bezorgde de Heres zoon Paranoh van de Groninger eigenaar Marinus Roggen hem in 1977 de felbegeerde Derby winst. Naast successen met jonge paarden won Klaas met Happy First nogmaals Grote Prijs van Nederland en de Mijl van Groningen. Een paard mag in dit verhaal niet ontbreken en dat is Freddy Scotch. Geen topper voor de grote banen, maar een klasbak op de kleinere banen. Hij en Klaas hadden veel dingen gemeen. Ze wilden altijd naar voren, het maakte niet uit hoe en soms zag het er wat slordig uit.
In 1980 kwam er een einde aan de samenwerking met Herman Zielman. Klaas zette zijn entrainement elders voort en zoon Simon nam het rijden in de koers meer en meer over. Dankzij paarden als Sauvage, Zisja M en Boy S waren er nog wel successen maar de glorietijd was voorbij. Klaas Woudstra behaalde 1.288 overwinningen en was in 1979 de eerste noordelijke pikeur die 1000 zeges achter zijn naam had staan. Een bijzondere man, die op koersdagen tegenover journalisten zuinig was met tekst. Neen, voor de echte verhalen moest je bij hem thuis zijn. Jarenlang reed ik met mijn kapper op een maandagmiddag naar Willemsoord. In het kleine huisje naast de spoorbaan kwam het bier op tafel en praatte Klaas honderduit. Daar vertelde hij me ook dat hij één keer niet gereden heeft om te winnen. Dat was met Idaho in Nootdorp. Die wilde in het voorwerk geen bocht door en dat was grote speler “Dikke Karel” kennelijk ontgaan. Hij gaf Klaas de eerste prijs om niet in de uitslag voor te komen. Klaas hoefde daar niets voor te doen. Springen deed Idaho toch wel. Door een slopende ziekte moest Klaas Woudstra stoppen met zijn werk en uiteindelijk overleed hij in 2003 op zijn 71e verjaardag. Zijn echtgenote Froukje, de vier kinderen en de kleinkinderen zijn nog altijd op de koersbanen te vinden. Dat heeft Klaas goed vererfd.