Katarina in Bourtange
Twee dingen. Het credo van Joop den Uyl. Als hij het zei, dan kon je je schrap zetten voor een ingewikkeld betoog waar op enig ogenblik geen touw meer aan vast te knopen was. Hetgeen precies de bedoeling van de PvdA-voorman was.
Twee dingen dus.
Onlangs voerde het noodlot mij naar de vesting Bourtange, een soort openluchtmuseum diep in het Westerwoldse. Een zogeheten ‘schans’, die in een grijs verleden de bisschop van Münster, Bernhard van Galen bijgenaamd Bommen Berend moest hinderen in zijn rooftochten richting de Stad Groningen. Het regende pijpenstelen, de kopsteentjes waren spekglad en er was in geen velden of wegen een toerist te bekennen. Juist die wilde ik ontmoeten om hen naar hun ervaringen te vragen. Om een lang en vooral saai verhaal kort te maken: ik maakte onverrichterzake rechtsomkeerd. Het is nogal een tippel van de vesting naar de parkeerplaats, reden waarom ik doorweekt aldaar arriveerde. De grond lag bezaaid met eikels en kastanjes, het resultaat van de storm die deze gedenkwaardige dag de regen vergezelde.
Het waren deze boodschappers van het najaar die de lont in het kruitvat staken, voor zover dat enig resultaat heeft bij de weersomstandigheden in kwestie. Desalniettemin, ik tuurde het pad af naar de hoeveelheid boomvruchten die van de takken waren gewaaid en daardoor viel mijn oog op een mansbreed toegangshekje dat openstond. Het was de entree naar wat ooit het voetbalveld van Bourtange was.
Daar speelde, tot 1955, SVB. De geringe omvang van de vereniging leidde ertoe dat SVB samenging met VSV uit het naburige Vlagtwedde. De nieuwe club werd Westerwolde genoemd. Gevoetbald werd aanvankelijk op beide velden, De Barlage in Vlagtwedde, sportpark Boekelo in Bourtange, genoemd naar de familie die er de kantine dreef.
Enfin, ik stond daar op het punt sportpark Boekelo te betreden. Daar wordt al tijden niet meer gevoetbald, Gecentraliseerd naar Vlagtwedde. Vrije tijdsparken, golfbanen, waterplassen en een sportpark met kunstgrasveld. En Bourtange? Veldbloemen in wild gras. Verweerde doelpalen en afrasteringen. Rafelige touwnetten als stille getuigen van wat ooit levendige activiteit was. Ze hebben in geen jaren meer een bal gevangen. Vergane glorie in zijn fraaiste verschijning.
Het eerste ding.
Het verlaten sportpark Boekelo ademde schoonheid door aftakeling. Het had welhaast iets menselijks. Soms wil je dat iets aftakelt om uiteindelijk mooi te worden. Anderzijds kan iets te mooi zijn om aftakeling te rechtvaardigen. En daarom moest ik denken aan wat er ooit in Belgrado, Servië, gebeurde.
Belgrado is een bruisende stad, hetgeen ik aan den lijve ervoer toen FC Groningen in 2006 voor de UEFA Cup tegen Partizan moest spelen. Voor de krant reisde ik al vroeg naar Servië, in het gezelschap van technisch manager Henk Veldmate en scout Roy Beukenkamp, die Partizan nog een keer in de stadsderby tegen OFK in actie wilden zien. Onze gids was Dejan ‘DJ’ Curovic, ooit speler van Partizan én Vitesse én FC Groningen.
Zo kort na de Balkanoorlog waren de sporen van vernieling, van woede en verdriet nog te zien, te horen en te voelen. In de wedstrijd tussen de stadgenoten ging het een en ander niet goed, waardoor de irritatie op het veld en daarbuiten toenam. Er ontstonden opstootjes en er werd flink gescholden. De oproerpolitie nam bezit van het buitenterrein en keerde het gezicht naar de tribunes. Dat lokte een volgende boze reactie uit. Er werd luidkeels gescandeerd. Nu waren (en zijn overigens) wij het Servo-Kroatisch niet machtig, maar je kon duidelijk het woord ‘Kosovo’ verstaan. Daarom DJ maar gevraagd wat er nou precies geroepen werd. Curovic haalde de schouders op: ,,Niks bijzonders’’. Die indruk hadden wij nou niet, dus nog maar even de druk er op gezet. DJ schraapte zijn keel, boog voorover en fluisterde: ,,Ze roepen dat de politie naar Kosovo moet gaan en daar mensen moet slaan, niet hier.’’
De dag erop reisden Veldmate en Beukenkamp, na een onvergetelijke feestavond in het clubhuis van Partizan aan de oevers van de Donau, terug naar Nederland. In mijn hoofd klonken de melancholieke en meeslepende Balkan-liederen die in het clubhuis werden gezongen nog na. Wat het meest indruk had gemaakt waren de vrouwen die zongen, dansten op de tafels en zopen als tempeliers.
Dejan Curovic bleef mijn trouwe metgezel en ik die van hem de daarop volgende week, die zou eindigen met de 4-2 nederlaag van FC Groningen.
En iedere dag ondernam ik de wandeling van het hotel naar de brede promenade, de Knez Mihailova, in het hart van Belgrado. Dat hotel was al een ding op zich. Zes jaar eerder was daar in de lobby de gevreesde ethnische moordenaar Zeljko Raznatovic, beter bekend als ‘Arkan’, doodgeschoten. Een merkwaardig toeval, want toen FC Groningen begin 1998 een trainingskamp belegde passeerde die naam al eens de revue.
En nu worden het van twee dingen zonder dat je het weet al drie. Onder Wim Rijsbergen werd een aantal keren getraind en geoefend tegen quasi obscure tegenstanders als bijvoorbeeld Obilic Belgrado. Het was op een bijveld van het nationale stadion Ta’ Qali in de stromende regen en in een regelrechte modderpoel met materiaalman Jelis Pot als scheidsrechter. Het ging er stevig aan toe, Jelis had er de handen aan vol, en op een gegeven moment kwam ons ter ore dat deze club eigendom zou zijn van de welbekende oorlogsmisdadiger Arkan, leider van de Arkan Tijgers, een gezelschap van heren die niet op een dode meer of minder keken. Meer en meer begonnen wij voor het leven van Jelis, maar meer nog dat van de spelers van FC Groningen te vrezen, tot duidelijk werd dat de Servische spelers en begeleiders weliswaar stevig en geniepig in het spel stonden maar de grenzen van de betamelijkheid toch niet wensten te overschrijden. Waardoor het allemaal met een sisser en 1-1 afliep. Overigens dook een van de spelers van Obilic later in Nederland op bij Vitesse: Nenad Grozdic. Maar dat terzijde.
Arkan was niet in Malta en toen ik in Belgrado was al niet meer onder de levenden. Daarom kan ik terug naar de wandeling en waar het in dit verhaal eigenlijk om zou moeten draaien. Van hotel Crowne Plaza is het een stevig eindje over de brug ‘Zemunski Put’, een van de bruggen waar tijdens de oorlog mensen ‘s nachts op bivakkeerden om NAVO-bombardementen te blokkeren.
Nog een eindje verder begint de grote winkelstraat Knez Mihailova. Dat is de Hof van Eden voor mannen die van vrouwen houden. De Servische mannen moeten iets goed doen, dat hun landgenotes er uitzien zoals ze er uit zien.
Het leidde er toe dat ik, gezeten aan een kop koffie op een terras aan de Mihailova naar huis belde. Mijn echtgenote vroeg enthousiast hoe het was. Ik antwoordde dat het goed was en vertelde meteen waarom. Geen geheimen, nietwaar? Ik legde het als volgt uit: als je in Nederland geluk hebt dan is een op de vijftig vrouwen het aankijken waard. Als je hier pech hebt is een op de vijftig lelijk. Het was even stil aan de andere kant van de ‘lijn’ en toen klonk het zeer beslist: ,,Dan lijkt het me nu tijd dat je naar huis komt.’’
Op dat voorstel kon ik niet ingaan, omdat de wedstrijd er nog aan kwam. Dus heb ik nog even een paar dagen kunnen genieten. Van de stad Belgrado en zijn bezienswaardigheden dan.
Het verbaasde mij, twee dingen, deze ervaring in aanmerking genomen dan ook niet toen er in de internationale media enige tijd geleden gewag werd gemaakt van een bijzondere gebeurtenis in Belgrado. Het betrof Partizans aartsrivaal Rode Ster (in het echt Crvena Zvezda) en de mevrouw van de club-tv. Rode Ster had deze dame een verbod opgelegd nog langer de spelers na trainingen en voor wedstrijden vragen te stellen. Zij had geenszins indiscrete vragen gesteld noch had zij verenigingsvijandige kreten geslaakt. Nee, deze mevrouw was te mooi. De spelers werden afgeleid van wat ze geacht werden te doen: voetballen. Volgens de clubleiding werd hen het hoofd op hol gebracht. De resultaten holden achteruit en de oorzaak van het verval meende men hier gevonden te hebben. Dus moest deze mevrouw van het toneel verdwijnen.
Aan de hand van wat ik in Belgrado met eigen ogen gezien had, verbaasde mij dit niet. Er is daar een uitgebreid assortiment hoogst begeerlijk vrouwvolk, dat perfect gekleed en gekapt door de wereld stapt.
En wat doe je dan? Je googelt even ‘Katarina Sreckovic’ en klikt op ‘afbeeldingen’.
Tja…dat zul je in Bourtange niet gauw tegen het lijf lopen.