Johan Toren
Toen Johan Toren geboren werd, op de drempel van 1957 en 1958 (29-12-'57), was pa Menno semi-profvoetballer. Bij Velocitas, dat toen nog in de betaalde sector actief was. Johan bleek enkele jaren later ook een aardig balletje te kunnen trappen en bracht het ook tot professioneel sporter. Maar niet in het voetbal, hoewel hij goed op weg leek in de hoogste jeugdelftallen van GVAV-Rapiditas. Johan Toren werd namelijk aangestoken door het virus dat de Groninger IJshockey Stichting, kortweg GIJS genoemd, bij haar oprichting in 1969 had verspreid in de stad.
Toch duurde het even voordat duidelijk werd dat Johan Toren in de flitsende wereld van puck en stick als een grote belofte werd gezien. Bij GIJS werd hij zelfs in eerste instantie de deur gewezen. Uit een test bleek zijn zijn schaatstechniek onvoldoende. Die teleurstelling ontmoedigde hem niet. Sterker nog, het zette hem aan tot een privéactie onder het mom van oefening baart kunst.
En zie, de tweede schaatstest haalde hij wel en vervolgens ging het snel. Als vijftienjarige werd hij uitverkoren voor het vlaggenschip van GIJS. Hij had zijn fysiek mee, was voor de duvel niet bang en trok zich moeiteloos op aan het niveau van de Canadese huurlingen. Hoe goed hij was, bleek toen het destijds superieur Feenstra Flyers de Groninger talent in 1980 wegtrok uit het knusse en sfeervolle ijsstadion in het Stadspark.
In het Heerenveense Thialf beleefde Johan Toren gouden tijden in een nagenoeg – althans in Nederland – onverslaanbare ploeg. Hij vormde de eerste aanvalslijn van de Friese club, samen met de goaltjesdief Leo Koopmans en de behendige bliksemschicht Tony Collard. Johan Toren was met zijn onverzettelijkheid, zijn inzicht en zijn opofferingsgezindheid het cement van deze aanvalslinie. Het leidde niet alleen tot een serie landstitels, ook Europees maakten de Flyers naam. Ze reikten zelfs de halve finale van de Europa Cup.
Hij laat zich graag herinneren aan deze periode. “Wij waren vaak ongrijpbaar, ook internationaal. We wonnen eens in Zweden met 6-3 en onze lijn maakte vijf goals. Hun coach was de weg helemaal kwijt. De puck één keer raken was onze favoriete bezigheid. Ach, met een beetje talent, een puike conditie en spelvreugde kun je in allerlei sporten heel ver komen.”
Johan Toren had echter ook de onweerstaanbare drang om om op z'n tijd te genieten van de geneugten van het leven. Veelal samen met de broers Koeman, al jaren zijn stapmaatjes. Het hoort ook een beetje bij teamsport en zeker in het ijshockey. Ook in dat opzicht voelde hij zich thuis op het ijs. Maar als hij er moest staan, stond hij er. Op Johan Toren kon je altijd rekenen. “Ik erger me als iemand zich niet voor 120 procent inzet. Te veel sporters willen nogal eens de kop laten hangen als het even niet loopt. Juist dan moet je meer geven.”
Hoewel hij in Heerenveen de meeste prijzen won, ervaart hij de landstitel die hij in 1986 met Lada GIJS behaalde, toch als de meest indrukwekkende prestatie in zijn carrière. Toren: “Dat gebeurde ook nog eens in het hol van de leeuw, in Heerenveen dus. Het gevolg was een enorme ontlading, niet alleen bij ons als spelers, maar misschien nog wel bij de supporters van GIJS. Die hadden nog nooit een kampioenschap kunnen vieren. We hebben drie dagen aan de tap gehangen. Het was een dolle boel.”
Dat was in 1980 wel even anders toen hij een week voor vertrek naar de Olympische Spelen van het Amerikaanse Lake Placid te horen kreeg, dat hij een laatste selectie voor Oranje niet had doorstaan. Terwijl hij een jaar eerder nog als één van de dragende krachten werd geprezen toen het Nederlands team in het Roemeense Galari wereldkampioen in de B-poule was geworden.
Echter, ook die klap overwon Johan Toren. Uiteindelijk kwam er 186 interlandstreepjes achter zijn naam. Dat aantal is tot op de dag van vandaag door geen enkele Groninger ijshockeyer overtroffen.