Johan Franke (1975)
De nationale sportwereld kreeg in de jaren zeventig van de vorige eeuw een ware revolutie te verwerken. Met slaande trom en vliegende vaandels overvielen pientere zakenlui - vermomd als suikerooms - sportbestuurders, topsporters en organisatoren van bekende evenementen. Ze rammelden met geldbuidels in ruil voor reclamemogelijkheden.
Deze overval werd niet door iedereen in de vaderlandse sportgemeenschap in dank afgenomen. Net als politiek en sport, zo oreerden bobo's en puriteinse sportredacties in die tijd, moesten ook sport en commercie strikt gescheiden blijven. Het was voor de conservatieven in de sportwereld vechten tegen de bierkaai. De commerciële trein die op de rails was gezet, bleek niet te stoppen. Sporters, clubs en evenementen profiteerden van massaal oprukkende sponsors, kregen financieel meer armslag en konden in het verlengde daarvan professioneler te werk gaan.
Eén van de eerste pioniers in sponsorland was de Groninger meubelhandelaar Johan Franke. Het woord exposure bestond toen nog niet, evenals het woord marketeer. Maar de nog jeugdige zakenman van het Zuiderdiep begreep al wel drommels goed waar je de mosterd weghaalt, in dit geval naamsbekendheid. Als talentvol wielrenner was hem dat wel duidelijk geworden. In deze sport was het maken van reclame door renners al voor de twintigste eeuw ingeburgerd.
Het was eens zijn jeugddroom, in het tricot van Locomotief-Vredestein de Tour de France te rijden. Dat kwam er niet van. Pa Franke had hem nog voor zijn twintigste levensjaar nodig in zijn meubelzaak. Zoon Johan mocht daarvoor zelfs vervroegd de militaire dienst verlaten. Niet veel later nam hij de zaak over en wist hij ook wel hoe hij zijn meubelen onder de aandacht van het volk moest brengen. Met veel tamtam, vooral in de sport.
Hij meldde zich eerst bij het nog kersverse FC Groningen. Of de naam van zijn zaak, Franke meubelen, op de trainingspakken van de spelers kon worden genaaid. Dat ging niet door omdat een andere gewiekste zakenman, elektronicareus Tjaart Schipper, hem net even voor was. Dat leidde tot enige heibel, maar dat had ook een positief effect. Franke meubelen kreeg via alle publiciteit in de media gelijk de gewenste bekendheid.
Vervolgens richtte hij zijn pijlen op een snel ontluikende sport; het schaatsen, met name het rondjeswerk over de lange adem. Hij zette in het seizoen 1974-75 een eigen ploeg op het ijs. Een primeur, het was de eerste door de KNSB geregistreerde sponsorploeg. Hij verzekerde zich van de diensten van kanonnen als Jeen van den Berg, Elfstedenwinnaar van 1954; de Groninger Elfstedenheld Jan Uitham, de Friese stylist Marten Hoekstra en de Drentse doordouwer Jan Roelof Kruithof. Allemaal winnaarstypes die geacht werden de naam van Franke Meubelen Nederland zo veel en waar mogelijk uit te dragen.
Mannen ook die bij een eventuele Elfstedentocht een heldenrol zouden gaan vervullen. Daar was het Franke vooral om te doen, want deze klassieker, wist hij, zou na alle heroïek van 1963 alle publiciteitsrecords gaan breken.
Het weer zat Franke echter niet mee. Pas in 1985 werd er weer een Elfstedentocht verreden en ja, toen waren voornoemde cracks al op leeftijd. Alleen Anne Postmus haalde top-10, als achtste.
Maar in die Elfstedenloze periode deden Franke's schaatskanonnen met de regelmaat van de klok forse grepen in prijzenpotten van andere wedstrijden die er toe deden, zoals Nederlands kampioenschappen, Alternatieve Elfstedentochten en marathons op kunstijs. De Meubelgigant, zoals het bedrijf inmiddels heette, werd een begrip in sportminnend Nederland. Het moedigde Franke aan tot méér sponsoring. Zo adopteerde hij de populaire Groninger Wielervierdaagse en maakte hij goede sier met de Spanjaard Antonio Gomez, die als exotische krabbelaar op schaatsen meedeed aan de internationale allroundkampioenschappen. Ook bood hij bezoekers van zijn showroom gelegenheid te poseren op de motor van de noordelijke TT-coureur Theo Louwes. Niks was Johan Franke te gek.
Totdat de gemeente Assen na een slepende juridische strijd een stokje mocht steken voor de uitbreiding van zijn meubelimperium. Dat kostte hem uiteindelijk zijn – zakelijke – kop. En de sport een kleurrijke en creatieve sponsor.