Jacobs de wereldtrainer
Wat is het kenmerk van een wereldtrainer? Niet dat-ie nooit de bons krijgt. Het beste paard struikelt immer wel eens. Vraag het Happel, Menotti of Beenhakker.
Wat dan?
Dat hij all over the World terecht kan. Naamsbekendheid dus, dat is het. Omdat ik beroepshalve toch in Oostenrijk was, heb ik me de moeite getroost uit te vissen of de naam Jacobs (Rotterdamse Robbie heeft zichzelf bij FC Groningen uitgeroepen tot wereldtrainer) de mensen hier iets zegt.
Een goed journalist gaat volgens goed gebruik allereerst te rade bij de taxichauffeur. “Jacobs…Jacobs? Oh ja natuurlijk ken ik die. Dat is die verdediger van Hamburger SV, de vroegere club van Ernst Happel, onze wereldtrainer. Prima jongen die Jacobs, nooit te beroerd er zo nu en dan de beuk even in te gooien. Ik hou wel van zulke types.”
Zo maar een man in de straat:”Ja, zeker ken ik iemand die Jacobs heet. Een of andere malle Hollander. Ik geloof dat zijn naam Bert is. Hij haalde hier alle kranten toen hij tijdens een trainingskamp in Spanje van zijn club -ik meen te weten Fortuna Sittardia of zoiets- nogal uit de bol is gegaan. Die man had, herinner ik me nog goed, zo’n stuk in zijn kraag dat hij in het holst van de nacht brandweertje ging spelen in het hotel. Iedereen werd zeiknat. Dat was lachen geblazen. Voetbalhumor noemen ze dat.”
Ook de bartender van het hotel is geenzins met stomheid geslagen als hem wordt gevraagd of hij een zekere Jacobs kent? “Natuurlijk ken ik die, goede vriend. Jakobs, dat is voor mij een uitstekend koffiemerk. Beveel ik al mijn gasten aan als ze ’s morgens weer een beetje mens willen worden.”
Een toeschouwer langs het wielerparcours aan de Faaker See bij Villach:”Meneerke, u hoeft nochtans tegen mij geen Duits te praten. Ik ben Belg. En ik ken wel twee Jacobsen. D’ene is uw Gert, behalve coureur ook een goed patineur op den langen adem.’n Echte stoemper, zoals wij dat bij ons in Sint Job in ’t Goor noemen. D’n andere Jacobs is Patrick, geboren 25-07-62 te Halle. Een domestique van Claude Criquielion en vorig jaar 22ste in het kampioenschap van België, 47ste in de Grote Herftsprijs en 23 ste in de Ronde van Lombardije. Voorwaar palmarès waarmee een neo-prof voor d’n dag mag komen.”
“Jacobs…Jacobs?”, krabt een afdelingschef van een supermarkt zich achter de oren. “Ja, die naam zegt me wel iets. Dat zijn die knapperige cream crackers van Engelse makelij die wij hier verkopen. Als u die zoekt, let u dan op de oranje verpakking. Een beetje kruidenboter erop en u hebt een hartig hapje bij de borrel.”
Een muzikant in een driekwart corduroy broek en met een door bretels opgehouden hangbuik komt er niet helemaal uit. “Het spijt me, maar Jacobs zegt me niets. Ik ken wel een Jacob. Vader Jacob. Dat is een liedje dat ik eens heb gehoord toen ik in Nederland was. Het grappige van dit liedje is dat je het met twee groepen door elkaar moet zingen. Een canon heet zoiets als ik me niet vergis.”
De chauffeur van een zware vrachtwagencombinatie inhaleert extra krachtig rook van een shaggie als hem wordt gevraagd of hij ooit wel eens van een zekere Jacobs heeft gehoord.”Mijn favoriete saffie, beste jongen. Trekt lekker door naar de longen en dat is wat ik van tijd tot tijd nodig heb als ik uren achtereen achter het stuur zit. Zware shag van Jakobs is mijn doping.”
Een Nederlandse vakantieganger weet beter. “Jacobs is een zeer kundig voetbaltrainer. Zijn voornaam wil me nu even niet te binnen schieten, maar het is een nogal gezette man die met clubs als Tolbert, Haren en VVK een flink eind aan de weg heeft getimmerd. Als u er meer van wilt weten, raad ik u aan een zekere Dick Monningh te bellen. Hem noemen ze de afgezant van Koning Voetbal in de Noordelijke Nederlanden en die kan u nog veel meer van die man vertellen.”
“Een Hollander die Jacobs heet?” De hostess van het perscentrum in Villach schudt haar hoofd. “Nooit van gehoord. Ik ken slechts een Jakob, mijn allerliefste vriend. In Oostenrijk noemen we zo iemand de ware Jakob. En verder aan mijn lijf geen polonaise, bitte.”