Helpen
Het WK dammen in Tallinn viel precies op het juiste moment: bij de start op 27 juni was corona juist op zijn retour in vrijwel de gehele wereld, terwijl ten tijde van het einde op 15 juli de deltavariant in Estland (nog) niet om zich heen sloeg. Kortom: we konden gewoon dammen en van de bubbel was niet zoveel te merken.
Althans, voor degenen die er waren. Alexander Georgiev deed weer een ‘Georgievje’, hij zegde een paar dagen van tevoren af (waarvoor dank, nu kon ik als reserve invallen) en een aantal spelers uit Kameroen en Mali lukte het niet om af te reizen. De Ivoriaanse afvaardiging kwam wel, zij het twee dagen later. De lasten werden gedeeld: de organisatie besloot de start van het toernooi één dag uit te stellen, maar toen de Ivorianen een dag later er nog niet waren, werd hun eerste partij verloren verklaard. Van hen lukte het N’cho Joël Atse (alias l’académicien) om zich overigens wel overtuigend voor de finale te plaatsen.
Dat lukte het gehele TeamNL ook: in de kwalificatieweek waren vooral Roel Boomstra, Jan Groenendijk en Martijn van IJzendoorn op dreef: zij wonnen vijf van hun negen partijen en waren daarmee ruim eerste in hun groep. Jitse Slump en ikzelf deden het iets rustiger aan, maar kwalificeerden ons ook. Dat beloofde veel voor de twaalfkoppige finale: vijf Nederlanders zouden drie Russen, een Oekraïner, een Let, een Ivoriaan en een Kameroener toch wel aan moeten kunnen?! ‘Gouden tijden herleven voor het vaderlandse dammen’, kopte het DvhN.
Maar net zoals we Oranje al in de halve finale waanden na de groepsfase van het EK voetbal, bleek de praktijk weerbarstiger. Al ging het erg lang goed, niet in de laatste plaats met mijn eigen toernooi. Coach Alexander Baljakin had van tevoren al zijn vertrouwen uitgesproken: reserves doen het altijd goed. Het tot de finale schoppen was al mooi, maar ik overleefde voorts alle aanvallen van topgrootmeesters en wist van Atse te winnen. In de voorlaatste ronde kreeg ik vervolgens een riante positie tegen de Let Vipulis, maar wist deze niet in winst om zetten. Eenmaal opgekeken van het bord vraag ik aan coach Rik Keurentjes: hoe hebben de anderen het gedaan?
Een totale nachtmerrie. Groenendijk verliest van Getmanski, Slump verliest van Schwarzman. Oja, het was zo’n ronde, Nederland-Rusland. Niet alleen zijn Groenendijk en Slump hiermee uitgeschakeld voor de titel, Schwarzman staat nu ook een punt voor op Boomstra. In de laatste ronde kan alleen een mirakel de titel nog naar Nederland brengen. Dat gebeurt niet en Boomstra moet ook de tweede plaats definitief aan Getmanski laten en wordt zelf derde. Groenendijk vierde, Van IJzendoorn vijfde en ikzelf zesde na een klungelige nederlaag in de laatste ronde.
Bij de prijsuitreiking komen we als TeamNL strak in het pak goed voor de dag. Wereldkampioen Alexander Schwarzman heeft een grijze spijkerbroek aan en een wit overhemd en is eigenlijk een beetje beschaamd, als hij ziet dat ook Getmanski zijn beste kostuum draagt. Wat te doen? Hij krijgt een niet eens zo slecht matchend jasje van een collega aan en de dienstdoende fotograaf staat zijn stropdas af, die door de uittredende president van de werelddambond om de hals van Alexander wordt gestrikt. Russen helpen elkaar.
In onze mooie pakken likken we onze wonden. Hoe moeten we de Russen wel verslaan? Onderling strijden de Nederlanders tegen elkaar en verliezen uiteindelijk partijen tegen de Russen. Kunnen we niet beter met onze energie omgaan, elkaar een beetje helpen? Cynici zullen met optimale oplossingen komen om te punten te verdelen. Maar dat zit er bij ons niet in. Mooi voetbal, mooi dammen. En de titel? Tja…