Familie Lugthart
Je hebt van die families die doordrenkt zijn van sportbacillen. Gezinnen die met sport opstaan en ermee naar bed gaan. Zo had je, medio de vorige eeuw, in de Moddermanstraat de familie Lugthart. Hun huis was het Helperbad, waar pa Lugthart chef-badmeester was. Een logisch gevolg was dat de drie kinderen die hij met zijn vrouw voortbracht, Klaas en de zussen Puck en Greetje, al snel als waterratten opgroeiden.
Bij ZCG, de club van het Helperbad, leefden ze zich in alle disciplines uit: wedstrijdzwemmen, waterpolo en schoonspringen. De Lugtharts konden ze overal voor gebruiken, die blonken op alle fronten uit. Sterker nog: alle drie ontwikkelden zich tot nationale toppers.
De oudste telg van het gezin Lugthart, Puck, was genomineerd voor de Olympische zwemploeg voor Londen 1948. Daar bleef het bij, waarna ze zich vooral richtte op het poloën, de sport waarin ze uitgeroeide tot een waardevolle topschutter van ZCG. Samen met Greetje, die ook een prima balletje kon gooien in het water, stuwde ze ZCG naar glorietijden in het polo.
Wat Greetje evenwel nog beter kon, was stijlvol duiken van de driemeterplank. Zij werd zelfs de beste van Nederland. Haar eerste titel veroverde ze in 1958, gevolgd door twee titelprolongaties. Ze bracht het tot een internationale topper in dit werk, won zelfs ooit een wereldbekerwedstrijd avant la lettre in Parijs. Dat leidde tot uitverkiezing voor de Olympische ploeg die Nederland afvaardigde naar de Spelen van Rome in 1960. Hoewel ze werd gezien als een mogelijke kanshebber op eremetaal, bleef een medaille buiten bereik vanwege fysiek ongemak.
Ook Klaas Lugthart leek met zijn aangeboren lenigheid aanvankelijk voorbestemd voor een carrière als schoonspringer. Hij werd Nederlands jeugdkampioen, terwijl hij ook nog eens tegen het Nederlands waterpoloteam aanschurkte. Het bleef bij het zogenaamde Kikvorsenteam, zeg maar Nederland B.
Uiteindelijk koos Klaas voor voetbal. Bij Be Quick op de Esserberg, een klein eindje fietsen van huis. Hij ontpopte zich als een bedrijvige binnenspeler met een grote actieradius. Hij zag het spel, speelde met een zekere grandeur en scoorde ook nog regelmatig: in de eeuwige statistieken staan er 101 goals in 237 competitiewedstrijden achter zijn naam.
Met deze gaven haalde hij in 1952 het Nederlands elftal. Zijn debuut was in de Hel van Deurne, zoals het in verval geraakte Bosuilstadion van Antwerpen ook wel werd genoemd. België-Nederland en andersom, de tweejaarlijkse Derby der Lage Landen, gold in die tijd als de absolute kraker van het interlandseizoen. Het volk zat thuis gekluisterd aan de radio, gespannen luisterend naar verslaggevers als ir. Ad van Emmenes, Jan de Troye en Dick van Rijn. Doppinda’s binnen handbereik.
Het bleef voor Groningse Klaas overigens bij twee interlands. Niet dat hij er om treurde trouwens. De Be Quicker voelde zich niet écht thuis in de Oranjekring. Hij voelde dat hij vooral als provinciaal werd gezien. En ja, sporten deed hij vooral voor zijn plezier. De Esserberg en het Helperbad, dat waren zijn sporthuizen. Daar voelde hij zich als een vis in het water.
Wat Klaas Lugthart ook goed kon, was tennissen. Dat bleek nadat hij gestopt was met topvoetbal en een alternatief zocht om lekker in beweging te blijven. Hij woonde toen al in Stadskanaal, waar hij als gymleraar aan de slag kon. In zijn vrije tijd bracht Klaas Lugthart talloze uren door op het gravel, waar hij zijn balgevoel eveneens op bovenmodale wijze etaleerde. Eigenlijk had hij ook wel tennisser willen worden, keek hij op zijn succesvolle sportloopbaan terug.
Als wellicht de meest veelzijdige topsporter in de Groninger sporthistorie is Klaas Lugthart in 2015 naar het hiernamaals verwezen. Ook was hij de laatste A-international van Be Quick en markeerde daarmee het definitieve einde van de Good Old als topclub.