Dick Nanninga, de Oosterparker die een militaire junta tartte
Kogels, zei hij eens in een interview aan de vooravond van het WK voetbal in de destijds gevreesde militaire dictatuur die Argentinië was in 1978, kogels…. die kop ik gewoon terug. Typisch Dick Nanninga. Voor de duvel niet bang en kopspecialist bij uitstek. En laat hij de junta in de ereloge van Buenos Aires ook nog eens tarten met een snoeiharde, rake kopstoot in de finale. Vlak voor tijd nota bene. Waarna generaal Videla en zijn trawanten in de verlenging alsnog konden juichen. Het werd uiteindelijk 3-1 voor het thuisland. Maar Dick Nanninga, de Oosterparker oet Stad, had voor eeuwig naam gemaakt. Nog altijd is hij de enige Oranjespeler die een speldoelpunt heeft gemaakt in een WK-finale.
En dat voor een jongen die nimmer als een geboren voetballer te boek heeft gestaan. Integendeel zelfs, Dick Nanninga was het prototype van een laatbloeier. Door kenners lang over het hoofd gezien als een potentiële prof, hoewel hij bij zijn club Oosterparkers opviel als een scoringsmachine met een extreem hoog rendement. Hij werd vooral gezien als een slungelige, ouderwetse midvoor met weinig techniek en die één slechts facet van het spel beheerste: koppen.
En ja, hij leefde ook niet erg voor de sport. Als machinebankwerker mocht hij graag aan pijpjes bier lurken en zware shag roken. Mijn collega Jan A. van der Veen bezocht hem eens voor een interview in zijn ouderlijk huis. Nanninga maakte toen al furore bij Veendam. Gastvrij noodde Nanninga de journalist naar het balkon, met uitzicht op het stadion waarin hij als amateur zo succesvol was. Er werd een kratje bier bijgezet om vervolgens de gebruikelijke koetjes en kalfjes uit te wisselen alvorens het echte interview zou beginnen. Nanninga dronk en rookte net zo gemakkelijk als hij praatte en collega Van der Veen wilde niet achterblijven. Het ene na het andere dopje wipte Nanninga met zijn tanden van de fles. Gezelligheid kende geen tijd, maar het interview is er nooit gekomen. Daarvoor was bij beiden het alcoholpercentage te hoog geworden.
Veel scouts hadden uiteraard lucht gekregen van Nanninga’s levenswandel en dat was een van de redenen dat FC Groningens toenmalige trainer Ron Groenewoud, die er een tegenovergestelde levenswijze op na hield, hem afwees voor een contract bij de FC. Ondertussen bleef Nanninga scoren aan de lopende band. In zijn laatste seizoen bij Oosterparkers, 1972/1973, trof hij liefst 53 keer de roos. Oosterparkers was toen nog een club die er toe deed in het noordelijke amateurvoetbal. Een gevreesde eersteklasser. Niet alleen Dick Nanninga was een blikvanger, maar ook de andere goaltjesdief Gerrie van der Ploeg (ging ook nog naar Veendam), doelman Jopie Potgieter, de verdedigers Joop Cusiel en Japie Helder, de middenvelders Otto Kleine en ‘rooie’ Reitsma (Egbert) waren bovenmodale groenwitten. Trainer Gabe Westerdiep viel met dit bijzondere gezelschap, allemaal types ruwe bolster blanke pit, met de neus in de boter.
Maar Dick Nanninga trok de meeste aandacht. Niet alleen met zijn kopgoals, maar ook met zijn harde spel. Hij trok zijn poot nooit terug. Nee, hij kleunde er stevig in, hij had een hoge pijngrens. En als het moest, nam hij een loopje met sportiviteit. Alles moest wijken voor zijn scoringsdrift. Ik zie hem nog op zondagmorgen op het knusse veld van GRC, waar nu de parking van MartiniPlaza is, heroïsche en meedogenloze duels uitvechten met de fanatieke stopperspil Kor Visser van GRC, de koning van de sliding. Dat ging altijd, zoals Joop Gall het graag ziet, met het mes tussen de tanden.
Geen FC Groningen dus en aanvankelijk ook geen andere betaalde clubs die het met deze goalgetter aandurfden. Totdat Cor van der Gijp trainer van Veendam werd in 1973. Hij bekeek een oefenpotje van Oosterparkers tegen Marum. De Stadjers wonnen met 6-1 en Nanninga nam de gehele groenwitte productie voor zijn rekening. Van der Gijp, die als spits van Feyenoord ook een echte kopspits was, was meteen verkocht. De oom van VI’s René van der Gijp haalde hem stante pede naar de Langeleegte. Nanninga bracht wat Van der Gijp had verwacht: doelpunten. Vijftien in 31 wedstrijden, ofwel hij liep één op twee. En dat voor een prikkie, want Nanninga, die inmiddels in de betonstort zat en weken van 60 uur maakte, verdiende bij Veendam een basissalaris van 350 gulden (ongeveer 140 euro) per maand. Daarnaast kreeg hij, aldus Veendam-historicus Jan Mulder in zijn boek De Langeleegte, ook vijf gulden per 100 toeschouwers en een tweede hands Opel Kadett als ‘handgeld’.
Het bleek voor beide partijen de investering ten volle waard. Al na een jaar kon Nanninga naar diverse eredivisieclubs. Van der Gijp zag hem graag naar zijn Feyenoord gaan, maar uiteindelijk trok Roda JC voor de gelimiteerde transfersom van 35.000 gulden het winnende lot. Nanninga kwam in Zuid-Limburg in een wereld terecht die dicht tegen de zijne aan zat. Immers, Roda was de mijnwerkersclub en koempels behoorden tot de sociale klasse waarin Dick Nanninga goed gedijde. Daarom ook had Nanninga zijn plek snel gevonden in stadion Kaalheide. Hij brak, wat slechts weinig kenners hadden verwacht, zelfs door als eredivisiespeler. In liefst acht Roda-seizoenen (hetgeen alles zegt over de band die hij met deze club kreeg) scoorde hij 107 doelpunten. Tot op de dag van vandaag een clubrecord.
Als Roda-speler haalde hij ook het Nederlands elftal en, zoals al gememoreerd, het WK van 1978 in Argentinië. Hij maakte zijn WK-goal nog even te gelde bij het PSV van Hong Kong, Seiko. Inmiddels was hij wel Limburger onder de Limburgers geworden en bouwde zijn carrière af bij MVV, de club waar hij 1986 zijn loopbaan beëindigde op 37-jarige leeftijd. Hij had in De Geusselt een baan met toekomst gekregen bij sanitairfabrikant Sfinx, nadat hij in Heerlen door Roda aan een bloemenzaak was geholpen. Later runde hij een café in Neeroeteren, Belgisch Limburg, waar hij was neergestreken vanwege het milde belastingklimaat.
De laatste jaren van zijn leven vielen slecht uit. Dick Nanninga stierf, mede als gevolg van suikerziekte, met twee afgezette onderbenen en balanceerde sinds 2012 al een paar keer op de grens van leven en dood. Zijn kinderen moesten tot twee keer toe beslissen of zij hun vader nog in leven wilden houden. Geheel in de geest van pa, doorgaan tot het bittere einde, verlengden zij een uitzichtloze periode voor - wat toch wel mag worden genoemd - de legende van het Oosterpark.
Dinsdag 21 juli 2015 kwam een einde aan deze lijdensweg. Dick Nanninga is niet meer. Slechts 66 jaar geworden. Maar wel een leven met eeuwige roem, dank zij die kogel van een kopstoot in Buenos Aires.