De tragiek van doelman Tonny van Leeuwen
Er school een zekere tragiek in de carrière van Tonny van Leeuwen. Veel te jong verongelukte de doelman van GVAV al op 28-jarige leeftijd. Een onnodig drama om vijf uur in de ochtend van dinsdag 15 juni 1971, op nog geen vijftig km van zijn woning in Peize. Op de terugweg van de huldiging als keeper van het jaar in Rotterdam.
De KNVB had Tonny van Leeuwen feestelijk onderscheiden als beste doelverdediger van het seizoen 1970/1971. De held van het noorden zwichtte slechts voor zeven doelpunten (tegen) in dertig wedstrijden. Weliswaar in de eerste divisie, waarin GVAV mede dankzij zijn klasse de gewenste promotie had afgedwongen. Maar ook in de eredivisie benaderde geen enkele collega dat lage aantal.
De Embassy Nachtclub in Rotterdam eerde Tonny van Leeuwen op gepaste wijze, met ook nog eens duizend gulden als extra beloning. Voor hem en zijn vrouw Gerie was een kamer gereserveerd in het Hilton Hotel. Maar hij wilde liever naar huis en kroop in de kleine uurtjes voor een rit van zo’n 240 km toch in zijn witte Mercedes. Dat typeerde hem, weliswaar geboren in Gouda maar sinds de zomer van 1963 geacclimatiseerd en geborgen in de vertrouwde sfeer van het voor hem zo dierbare en knusse Peize.
Nabij Steenwijk, op rijksweg 32, raakte Tonny van Leeuwen in een flauwe bocht naar rechts op de verkeerde weggedeelte. Vermoedelijk overmand door slaap verloor hij de controle over de Mercedes en botste frontaal op een truck met oplegger, beladen met betonnen buizen. Hij was op slag dood, zijn vrouw overleefde de fatale klap. Piet Fransen, zijn maatje bij GVAV, wilde het noodlottige nieuws niet geloven.
Als doelman paste Tonny van Leeuwen in de jaren zestig, met toppers als Eddy Pieters Graafland, Pim Doesburg en Jan van Beveren. ‘De allerbeste clubkeeper ter wereld’, roemde Piet Fransen zijn inderdaad vaak niet te passeren ploeggenoot. In de veilige omgeving van het Oosterpark pakte hij regelmatig punten voor GVAV. Bij zijn club proefde hij erkenning en waardering. In die warmte voelde hij zich thuis.
Een heerser in de zestien, die in de lucht regeerde en zo nodig alles omver maaide, zonder onderscheid tussen tegenstanders en eigen spelers. ‘Als er zo’n hoge bal voor ons doel kwam, lagen wij al in een sprint om ver weg te komen’, bekende Piet Fransen ooit. Die reputatie maakte Tonny van Leeuwen weer eens waar op 15 maart 1964, in de uitwedstrijd bij MVV. Akkefietjes met Nico Mares, evenzeer een gevreesde rouwdouwer, provoceerden de doelman van GVAV tot het uiterste. Tot het moment dat de goalie op niets ontziende wijze de spits tegen de grond bokste. Met als gevolg: een kaakbreuk voor het slachtoffer, uitsluiting voor de dader en een schorsing van acht duels.
April 1967 symboliseerde het sterkst het raadselachtige contrast in de loopbaan van Tonny van Leeuwen. Op 5 april vertrouwde Georg Kessler als bondscoach hem eindelijk een debuut toe in het Nederlands elftal. Niet alleen het noorden van het land zeurde al maanden over zijn uitverkiezing in Oranje. Hij kreeg een kans in Leipzig, tegen de krachtpatsers uit de DDR. Met zijn robuuste postuur en onverschrokken ingrijpen in de lucht zou hij het geweld opvangen. Maar uitgerekend de hoekschoppen braken Nederland in de tweede helft op: een nederlaag van 4-3.
De kritiek blameerde vooral Tonny van Leeuwen, ofschoon zijn medeverdedigers net zo hard schutterden bij de blunders. Het tergde de doelwachter, die nog geen drie weken later op 23 april wraak nam op de algemene opinie. Hoogst persoonlijk stelde hij in de Amsterdamse De Meern het kampioenschap van Ajax uit. In de hoofdstad neutraliseerde hij liefst achttien corners. De stunt met de zege van 1-0 dankte GVAV uitsluitend aan de op revanche beluste uitblinker.
Op 10 mei gunde Georg Kessler hem een herkansing als international. Maar in Boedapest faalde Tonny van Leeuwen ook opzichtig tegen de Hongaren. In de rust, bij een negatieve stand van 2-0, wendde hij een schouderblessure voor en vroeg om een wissel met reserve Pim Doesburg. Later gaf hij toe dat hij niet was opgewassen tegen de vreemde spanning en druk, en dat hij bij het Nederlands elftal de gemoedelijke kameraadschap miste van zijn gabbers bij GVAV. De clubkeeper verwelkte in een voor hem onbekende entourage en kil klimaat.
Die geestelijke blokkade zou nou voer zijn voor een mental coach, maar in die tijd bekommerde een trainer zich slechts om de tactische en fysieke scholing. Zeker een behoudend type als Ludwig Veg, een stugge Oostenrijker die gedurende vier seizoenen (1965-1969) wel twee keer als zesde finishte. Tonny van Leeuwen had medio 1963 Sparta ingeruild voor GVAV, waar hij Otto Roffel opvolgde. Op Spangen vulde hij al als 16-jarige junior het doel, na de periode van Andries van Dijk. Maar een schouderblessure kostte de voorkeur van trainer Dennis Neville, die daarna vasthield aan de half jaar jongere Pim Doesburg.
Tonny van Leeuwen was te ambitieus en te ongedurig om zich neer te leggen bij de wil van de trainer. Hij vluchtte naar Groningen, waar hij zich tussen augustus 1963 en juni 1971 constant onderscheidde in 261 wedstrijden. Op 25 augustus 1963 loodste hij GVAV naar een eclatante overwinning van 3-0 thuis tegen Feyenoord. Onbedoeld en enigszins anoniem kwam het einde op 9 mei 1971 met een 0-0 bij Cambuur.
Tot 1987 beloonde de Tonny van Leeuwen-trofee de doelman met de minste tegentreffers in het betaalde voetbal. De prijs verdween achter de coulissen tot 2017, maar herleefde na dertig jaar mede door de supportersvereniging van FC Groningen en de bijval van het Nieuwsblad van het Noorden. Als eerbetoon aan een onvergetelijke keeper, die in dienst van GVAV wonderen kon verrichten. Met een standbeeld voor de Euroborg zal, mag en kan de herinnering aan deze lokale legende vooralsnog onmogelijk vervagen…….