De Humeurige Diva van de Rensel

Door: Henk Mulder

Beeld: Henk Mulder als keepertje in een groot doel / eigen archief

Het meer dan een doorsnee landgenoot vertoeven langs voetbalvelden en in de daar bij horende kantines levert soms lastig beantwoordbare vragen op. Nou ja, lastig, het antwoord is niet zo ingewikkeld maar de vraagsteller bevindt zich meestal in de zend-modus en wil het antwoord krijgen dat hij belieft. Op het moment dat er een beroep gedaan wordt op de ontvang-capaciteit van de gesprekspartner, leidt dat tien tegen één tot onbegrip of zelfs wrevel.

Zo’n vraag is: ‘voor wie ben je? Ajax of Feyenoord?’ Dan zeg je heel eerlijk dat je voor geen van beide bent en ook niet tegen. Dat het jou betrekkelijk koud laat wie er wint of kampioen wordt dan wel de KNVB-beker wint. Ik noem maar wat. Dat de beste moge winnen!

Dat laatste is een volstrekt onacceptabel standpunt. Voor de vragensteller. Die zet er nu zijn tanden in. Dan zal het dus wel PSV zijn, dat bedijfsklupje uit Eindhoven. Er losweg een etiketje op plakken, het is geen moeite. Enne, nee, voor PSV ben ik ook niet. For the record: ben er ook niet tegen.

Op dat moment weet de vragensteller genoeg. Denkt hij. Dan slaat hij toe met de triomfantelijke constatering dat hij het eigenlijk wel had kunnen weten: je bent voor FC Groningen, natúúúrlijk! Logisch! Hij zegt ook voor FC Groningen te zijn, alleen als ze tegen Ajax spelen niet. Dan toch voor Ajax. Komt van vroeger hè, Cruijff en Keizer en zo.

Zo logisch is dat nou ook weer niet, begin ik dan, tamelijk geïrriteerd te raken over dit soort stuitende opdringerigheid. FC Groningen? Ik bereid in dit soort situaties zorgvuldig een counter, dat is Engels voor tegenaanval, voor. Als de gesprekspartner verwachtingsvol het bevestigende antwoord afwacht, zie ik mijn kans gewoonlijk schoon en zet de tackle in. Wat, beste man, is er nog Gronings aan FC Groningen? Het enige dat ik kan bedenken is dat het in Groningen voetbalt. Eens in de veertien dagen dan nog hè? Wat ik vaststel is: een enorm contingent vogels van diverse pluimage, aangevoerd vanuit alle windstreken, maar die het vermogen tot vliegen ten enen male missen. Neem noordelingen! Die zijn misschien net zo slecht, maar het volk ziet ze tenminste wel als deel van hen. Zo’n vreemdelingenlegioen dacht ik niet.

Nou wordt het menens. In de hoogtijdagen van de FC was dat toch ook zo? Met Fandi en Mc Donald, met Suarez en Berg, Met Granqvist en Johansson, Lovre, Lindgren. Zeker, maar die presteerden, speelden Europa Cup. Dat is niet zo’n heel groot verschil, maar ik zou dat gegeven toch vooral niet willen verwaarlozen. Wat de beeldvorming aangaat.

Op zo’n ogenblik is de aanval feitelijk al wel afgeslagen en staat de ander met de mond vol tanden. Eventjes. Want kort daarna ben ik een negatieveling, iemand die eigenlijk niet naar het voetballen zou moeten. Kort gezegd: ik mis de liefde voor het spel en voor een club. Dát, zegt die ander dan, is iets zo bijzonders, dat kan ik je niet uitleggen.

Het is het moment dat ik me omdraai en de kantine, waar die ook staat, hoofdschuddend verlaat.

 

De liefde

Eind oktober 1962, ik ben een week eerder zes jaar geworden, mag ik lid worden van de voetbalclub. WVV, waar mijn broer dan al in de A1 speelt. Ik krijg een rood-zwart gestreept shirt van de firma Jansen & Tilanus, topkwaliteit katoen. Mijn moeder heeft een paar rode kousen gebreid en er hoort, dan nog, een wit broekje bij. Het spel begint met rubberballetjes in een oud gymzaaltje bij de Tromplaanschool in Winschoten. Op de zijkant gelegde banken zijn de doelen. In dat zaaltje ontluikt een liefde die tot de dag van vandaag heeft standgehouden. Een liefde die bijna onvoorwaarlijk is geworden nu het de club heeft behaagd mij op de algemene ledenvergadering van afgelopen november te benoemen tot lid van verdienste. Waarbij ik niet onvermeld wil laten dat dat ‘lot’ ook mijn maat in het bestuur, oud-keeper Kees Oosterveld trof.

Een jongetje van zes, dat oog in oog komt te staan met een begerenswaardige dame. Een vereniging is immers vrouwelijk. Een dame van dan al 66 jaren oud. Een ‘Vecchia Signora’, een Oude Dame als Juventus, dat door haar supporters liefdevol zo genoemd wordt. Nu ik er 55 jaren van het onderhouden van de liefde op heb zitten, neig ik eigenlijk meer naar de bijnaam van Eintracht Frankfurt, net als WVV ook rood-zwart. Die club wordt ‘die launische Diva vom Main’ genoemd. De Humeurige Diva van de Main. Kom er maar op.

WVV is in al de jaren vaak een humeurige dame geweest, al is ook mij humeurigheid niet geheel vreemd.

De jeugdjaren in rood-zwart, daar wordt de kiem gelegd voor de liefde. Zonovergoten dagen aan de Kastanjelaan, het zijn lang vervlogen tijden. Toch staan ze me nog helder voor de geest. Poliotoernooien voor de Zwaluwen Jeugdactie, met de bus naar het CEC-toernooi in Emmercompascuum. Wat een grote wereld voor een kleine jongen. Dat jongetje, dat broertje van een schietgrage midvoor. Dat jongetje dat geen doelpunten wil maken maar ze wil tegenhouden en dus eerst maar eens keeper wordt. Anderhalve meter hoog. Tegenwoordig staan de velden vol met doeltjes van allerlei formaat. Dat is er een halve eeuw terug allemaal niet. Zo’n klein opdondertje staat in een grote goal. Heeft-ie pech, en dat is niet zelden het geval, dan is de tegenstander veel te sterk en vliegen de ballen hem links en rechts om de oren. Of beter: over zijn hoofd. WVV heeft in die tijd in Beimie Kuiper een supporter wiens been ooit geamputeerd is. Hij heeft er een houten voor in de plaats gekregen en loopt sindsdien met een wandelstok. Beimie komt achter het doel staan, ziet dat kleine kereltje in het doel wanhopig springen naar ballen die hij nooit kan krijgen en neemt meer dan eens een kloek besluit. ,,Wacht moar eevn Henkie miejong, ik hauw ze mit de handstok wel oet de ko.’’

Het zijn kleine gebeurtenissen die ik koester als waardevolle elementen van een alsmaar groeiende liefde. Het kampioenschap van het eerste elftal, waar mijn broer Jan deel van uitmaakt. In de bus in overwinningsroes terug naar van Leeuwarden naar Winschoten. De mensen staan in Hoogezand al rijen dik op de snelweg. Kom daar tegenwoordig eens om!

Er komt een tijd dat ik - min of meer bij toeval en ik zal U de details besparen om niet van schromelijke zelfoverschatting beticht te worden - het doel verlaat en in de spits terecht kom. Dat heeft voor- en nadelen, hetgeen de liefde op meer dan een verdwaald moment danig op de proef stelt. Als voorhoedspeler stel ik me binnen de club kwetsbaar op. Als amper 18-jarige ben ik een kind van het begin van de jaren zeventig. Lang haar, indianenbandje om het hoofd, versleten spijkerbroek, vaal t-shirt, alternatieve muziek. In het veld lui, recalcitrant. Maar een doelpunt kan ik wel maken. Dat is voor veel van de WVV-supporters niet genoeg. ,,Hij is niet zo goed als zijn broer’’. Je hoort het aan de zijlijn. Dat doet pijn, ik ben namelijk mijn broer niet, noch heb ik de ambitie de vergelijking met hem aan te gaan. Dat schijnen velen binnen de club niet te begrijpen. Dan bepaal ik het allemaal zelf wel, ik kan me nog levendig herinneren dat ik dat besluit bij mezelf nam. Ik trek me er helemaal niks meer van aan. Ik ben mezelf en beleef het voetbal zoals ik het wil beleven. Niet zo goed? Dan maar niet zo goed. Het zit niet in mijn hoofd, maar in dat van jullie. Basta!

Dat werkt heel bevrijdend. Vrij van druk en vooral vrij van geest zet ik de liefde voort. Als sportjournalist kan ik op de zondagmiddag niet meer voetballen en dus ga ik naar het tweede elftal, dat ‘s ochtends speelt. Daar beleven we geweldige jaren, met diverse doldwaze avonturen in de regio en kampioenschappen tot het hoogste reserveklassen-niveau. Legendarisch is de beslissingswedstrijd in 1981 tegen SVBO 2, op een zondagochtend in Ter Apel. Duizend toeschouwers langs de lijn. Bij rust met 2-0 achter, eindstand 2-2, verlenging. Laatste minuut verlenging, we hebben elkaar de hand al geschud en ‘tot volgende week’ (er zou een tweede beslissingsduel komen) gezegd. Corner voor SVBO, de bal komt voor, wordt ingekopt en verdwijnt via een uitgestoken been en de binnenkant van de paal in het doel. Verloren, terwijl we het hele seizoen aan kop hebben gestaan en in de laatste wedstrijd thuis met twee punten voorsprong (toen nog de beloning voor een overwinning) in de allerlaatste minuut door een verkeerde terugspeelbal met 2-1 hebben verloren van… SVBO. En nu, geen kampioenschap. De liefde brengt ook tranen, ongeluk, teleurstelling en pijn. En je komt er sterker uit. Ik pak, in de kleedkamer van SVBO na ze te hebben gefeliciteerd, het eerste biertje uit de krat die midden in de kleedkamer staat. Proost. Een seizoen later pakken we, op de laatste speeldag in Nieuw-Buinen, dat felbegeerde kampioen wel. En waarom is dat voor mij een emotioneel moment? Mijn vader is in 1968 leider van het tweede en dat speelt dan in de eerste reserveklas. Als jongen van elf ga ik mee in de bus naar de uitwedstrijden, oorden als Zwaagwesteinde. Mijn vader overlijdt begin 1970, als ik pas dertien ben. Jaren later wil ik met het tweede eltal terug naar die eerste klas. Om de verloren liefde voor mijn vader. Dat lukt, het is een mijlpaal in deze liefdesgeschiedenis.

Chagrijn, het is een onvermijdelijk ingrediënt van de ware liefde. Die moet op de proef worden gesteld om een ware liefde te mogen heten. Actief voetballen is eindig en wanneer ik als 46-jarige speler van het tweede zondagelftal op een ongelukkige ochtend tegen Zuidlaren de voorste kruisband van mijn rechterknie afscheur is het einde daar.

Het korte vacuüm dat erna ontstaat hoort er ook bij. Een paar jaar ‘even niet’, aandacht voor die andere, persoonlijke grote liefde, vrouw en kinderen. En dan treft het lot jou dat het jongste kind een jongetje is dat amper in staat om te lopen, tegen een balletje aantrapt. En dan weet je welke kant het uit gaat…

Vader, trainer, leider, scheidsrechter, jeugdcommissielid en uiteindelijk bestuurslid. Het is de weg die de liefde afdwingt. Chagrijn inbegrepen, daar ontkom je niet aan. Vernieuwingsdrang, vooruit denken, soms out of the box, is overal en altijd mijn drijfveer geweest. Dus ga je binnen de club veranderen, maar ga je te gauw voorbij aan het conservatisme dat een voetbalvereniging eigen is en raak je aan oude voorrrechten, kleine interne koninkrijkjes. Schop je, zonder dat aanvankelijk goed te beseffen, tegen schenen. En dan, ja dan wordt de liefde op de proef gesteld. Je wordt tegengewerkt, er komen krachten vrij waarvan je nooit had gedacht dat die er waren. Mensen zetten hun verdediging op, waarbij sommigen binnen de grenzen van de betamelijkheid blijven, maar anderen niet. Die schromen niet hun ‘spel’ over de rug van een kind te spelen om de vader te treffen. Het zijn clubgenoten, die misschien wel eenzelfde liefde voor WVV hebben, maar een andere kant uit willen.

Het chagrijn heeft de liefde, heel eerlijk, wel eens doen wankelen. Zelfs na meer dan vijfenveertig jaar. Op enig moment realiseer je je dat het erbij hoort. Net als bij een liefde tussen mensen. Dat je door crises sterker wordt. Juist niet afhaakt.

Door mijn aderen stroomt rood bloed. Het zwart denk ik er bij. Ik sta elke zaterdag bij de jeugd te kijken, onze zoon speelt in de A1 dat tegenwoordig JO-19 heet en houdt van het voetballen. Hij was nog niet eens zes toen hij lid werd, heeft stoïcijns de stormen doorstaan. Daar ben ik trots op. En op zondagmiddag altijd naar het eerste. Een verzameling zeer getalenteerde, maar soms ook volstrekt onberekenbare voetballers. Vaak winnen we, soms verliezen we op onverklaarbare wijze. En als we dat doen dan denk ik altijd weer aan de liefde, dat dat er allemaal bijhoort om het liefde te kunnen noemen.

En … ik denk aan de launische Diva vom Main, die wij in het onderhavige geval met een beetje fantasie de Humeurige Diva van de Rensel zouden kunnen noemen.

Ik houd van mijn club, van de mensen die die club maken, vooral degenen die niets te veel is om meer dan zevenhonderd leden plezier te laten beleven aan een prachtig spel, een inspirererende sport. En proberen een klein beetje die liefde voor het rood-zwart over te brengen.

Indachtig de tekst van ons clublied:

Onze dierbaarste kleuren
Elf sportieve stoere knapen
Met een warm, fier kloppend hart
Gingen ied’ren zondag strijden
Voor ons dierbaar Rood en Zwart
Zwaar bevochten is de zege
Naar d’eerste klas der NVB
Daarom hulde aan de spelers
Van ons kranig WVV

 

Refrein:

Onze dierbaarste kleuren
​Dat zijn rood en zwart
​Om hiermede te geuren
​Dat zegt immers wat
​Al wie deze mag dragen
​Werkt zeer zeker mee
​Tot de groei en de bloei
​Tot de groei en de bloei
Van ons kranig WVV

 

Elf sportieve stoere knapen
​Staan nu ied’ren zondag klaar
​Geven hunne beste krachten
​Nooit is hen de strijd te zwaar
​Vol vertrouwen zijn de jongens
​In d’eerste wedstrijd van dit seizoen
​Steeds het mooie doel voor d’oogen
Eerste klasse kampioen

 

Refrein

 

Wees sportief in alle dingen
​Als het soms een kwestie geldt
​Blijf een fair en oprecht sportman
​Toont U heer op ‘t voetbalveld
​Is verloren soms een wedstrijd
Of een mooie kans een lelijk mis
​Ook zo’n wedstrijd kan bekoren
Als het spel maar eervol is

 

Refrein


Henk Mulder

Over Henk Mulder

Hij is een oer-Groninger. Geboren en getogen in Winschoten. Henk Mulder schrijft bijna z'n hele leven over voetbal en aanverwante zaken. Nu is hij officieel pensionado. Henk produceert met regelmaat columns voor Sport in Stad.