De aantrekkingskracht van natuurijs.

Door: Cees Hoek

Beeld: eigen archief

“In 2009, toen er natuurijs lag, gingen ruim 3 miljoen volwassen Nederlanders het ijs op, onder wie 1,2 miljoen niet-sporters”, aldus informatie verstrekt door het Mulier-instituut. Zelfs onze huidige koning reed in 1986, toen nog in zijn prins Pils-periode, onder het pseudoniem W.A. van Buren, de tocht der tochten, de Elfstedentocht. Het schaatsen op natuurijs zit in het dna van de Nederlander, als verklaring voor de collectieve schaatskoorts die ontstaat als het kwik onder nul dreigt te geraken.

Al eeuwenlang geven jong en oud, arm en rijk, zich traditioneel hartstochtelijk over aan de geneugten van natuurijs. Beroemde Hollandse meesters legden reeds in de 16e en 17e eeuw het puur Hollands vermaak op plassen, kanalen en meren op hun schilderijen vast. De oorsprong van het schaatsen was echter in eerste instantie niet gericht op plezier en vermaak, maar was puur praktisch van aard. Als ten tijde van de postkoets en trekschuit de winterse wegen goeddeels onbegaanbaar waren en de vaarten, meren en kanalen door ijsvorming niet te bevaren, bood het schaatsen uitkomst. Sterker nog, al schaatsend werden in de winter onbekende oorden bereikt die in de andere jaargetijden voor normale stervelingen onbereikbaar bleven. Horden bronstige jongemannen kwamen in contact met tot dan toe onbekend vrouwvolk en ontstonden er her en der romances. Voor de volksgezondheid in die tijden een meer dan goede zaak, omdat in menig gesloten gemeenschap nieuwe bloedlijnen de aanval konden openen op veelvuldig voorkomende gevolgen van inteelt.

Met het klimmen der eeuwen ontwikkelden zich steeds pregnanter bepaalde vormen van schaatssport. Met name de kortebaanwedstrijden werden enorm populair in de 19e eeuw. De eerste grote hardrijderij voor vrouwen werd in 1805 in Leeuwarden gehouden onder grote publieke belangstelling, naar schatting tien tot twaalfduizend toeschouwers! De cracks in deze tijd konden in een flinke ijswinter een vermogen aan prijzengeld bij elkaar schaatsen. Gaandeweg ontstonden er echter “kwalijke praktijken” en werden er voor aanvang van de wedstrijden door de betere rijders regelmatig de nodige onderlinge afspraken gemaakt. Deze knoeierijen hebben er mede toe geleid dat de eerste schaatsbonden ontstonden om aan deze ongewenste praktijken een einde te maken. Er was behoefte aan uniformering en reglementering binnen de schaatssport.

In de 19e eeuw worden de eerste contouren zichtbaar van wat later de Elfstedentocht zou worden. In 1909, 2 januari, was het dan zover en werd de eerste Elfstedentocht in dooiweer verreden en gewonnen door Minne Hoekstra uit Warga die in het schaatsgekke Friesland voor de rest van zijn leven de permanente status van ijsheilige verwierf. Het succes en de heroïek van de Elfstedentocht inspireerde in de dertiger jaren van de vorige eeuw enkele  Groninger ijsbaanbestuurders  in de regio Winsum om ook in de provincie Groningen  iets vergelijkbaars te organiseren, hoewel “op een iets bescheidener schaal”. Op 8 januari 1940 werd de eerste Noorderrondrit verreden met als winnaar Gerrit Duiker, de vrouwelijke winnaar was Betsie van der Ploeg. In 1954 kreeg de provincie Groningen een tweede schaatsklassieker, de Oldambtrit. Bij beide tochten hadden de deelnemers soms te kampen met een snerpende oostenwind,  bittere kou en sneeuw in hun helletocht door het vlakke, meedogenloze Groninger land. Editie 1963 (26 januari) van de Noorderrondrit was een legendarische vanwege de extreem slechte weersomstandigheden, om die reden ingekort tot 90 kilometer, met als winnaar Jan Uitham, die een aantal dagen eerder als tweede was geëindigd in een ongemeen zware Elfstedentocht. Met name door zijn prestaties in deze barkoude winter kreeg de sympathieke, en voor zijn supporters zeer aaibare Jan, de status van zeer bekende Groninger. Zijn hele leven lang heeft hij zich gelaafd aan de aandacht voor zijn persoon. Een andere, om meerdere redenen, zeer opvallende rijder uit die tijd was Piet Kruger, afkomstig uit het pittoreske dorpje Huizinge, gelegen tussen Middelstum en Westeremden. Hij won in 1954 de Noorderrondrit en in 1955 en 1956 de Oldambtrit, een tot op de dag van vandaag unieke prestatie.  Volgens kenners in die tijd was hij als schaatser op zijn minst de evenknie van Jan Uitham. Maar in tegenstelling tot Jan was Kruger wars van elke vorm publiciteit en aandacht. Pogingen van menigeen om zijn glanzende schaatsprestaties aan de vergetelheid te onttrekken leden schipbreuk. De mensenschuwe Kruger trok zich terug in zijn eigen wereldje en liet het schaatsen voor wat het was en werd daardoor wellicht de minst bekende, bijna mysterieuze winnaar uit de vijftiger en zestiger jaren. Zijn leven zou een aflevering van Andere Tijden Sport waard kunnen zijn.


Cees Hoek

Over Cees Hoek

Cees Hoek is schaatsbestuurder van het gewest Groningen sinds jaar en dag. Geboren in Oldehove. Nu woonachtig in Harkstede. Cees schrijft met regelmaat een actuele of nostalgische column voor Sport in Stad.