Blauw Geel ’15: Een eeuw geluk in de kelder van het amateurvoetbal
Het zou een pittige vraag voor een pubquiz kunnen zijn: Waar heeft Blauw Geel '15 haar domicilie? In Groningen, diep weggedoken op sportpark Coendersborg. Hoeveel voetbal- c.q. sportliefhebbers in Stad en Ommeland zouden dit hebben geweten? Want ja, wie kent Blauw Geel '15 überhaupt, om er eens een Germanisme tegenaan te gooien. In media komen we Blauw Geel nauwelijks of nooit tegen. Ja, in de uitslagenbrij op maandag. Als je tenminste een freak bent die zo’n rubriek helemaal doorstruint. Dan kom je Blauw Geel '15 vanzelf een keer tegen, in de vierde klasse C van het zondagvoetbal, waar clubs als Kloosterburen, Froombosch en SVZ (Zeijen) de tegenstanders heten.
Toch is er iets dat Blauw Geel '15 bijzonder maakt. Van al die clubs in de stad Groningen zijn er maar vier ouder dan de club die op 19 april haar eeuwfeest viert. In volgorde van opkomst Be Quick 1887, Velocitas 1897, GRC Groningen (1902) en GSAVV Forward van 1903. En dus is Blauw Geel '15 toch maar mooi de vijfde club van de stad, althans qua anciënniteit. Een traditieclub ook. Dat zit hem niet in aansprekende prestaties, als wel in het ontbreken daarvan. Sinds de oprichting hebben de blauwgelen altijd in de kelder van het amateurvoetbal vertoefd. Denk nou niet dat dat Blauw Geel '15 frustreert. “Totaal niet,” zeggen voorzitter Piet Gruisen en secretaris Bé Mast. “Wij kennen onze plaats en we zijn er gelukkig mee.”
We zitten in de bestuurskamer van de jubilaris, net zo klein als de club zelf. Die telt grofweg zo’n tachtig leden, verdeeld over drie elftallen; Blauw Geel 1 en 2, en nog een team van C-junioren. “We zouden er best nog wel wat leden bij willen hebben hoor, maar dat zit er momenteel niet in,” gaat Gruisen verder.
Wat direct opvalt is het Zuidlimburgse accent van de voorzitter. Dat, gecombineerd met zijn naam, vraag ik hem of hij misschien familie is van Gerard Gruisen, de linksbuiten van Sittardia die in 1953 als 18-jarige debuteerde in het Nederland elftal uitkwam, samen met toenmalige kanjers als Cor van der Gijp, Jan Klaassens en Rinus ‘de Rots’ Terlouw. Wim Gruisen komt met een bevestigend antwoord af. “Ja, dat is een volle neef van mij.”
Rijst onmiddellijk een daarop volgende vraag: Hoe komt Wim Gruisen in Groningen en dan ook nog specifiek bij Blauw geel terecht? Dat is, met alle respect, toch niet direct een club die je in het vizier krijgt na zo’n verhuizing. Bij Gruisen dus wel. “Ik ging hier in 1974 studeren en kwam in de Oosterpoort te wonen. Daar kreeg ik contact met jongens die bij Blauw Geel voetbalden. Nou, daar sloot ik me bij aan. En ik zit er nu dus nog altijd, als voorzitter zelfs. Dat geeft aan dat ik me bij deze club prima thuis voel. Eerst als speler, nu als vrijwilliger. Overigens heb ik hier maar drie maanden gestudeerd, daarna ben ik in de zorg gaan werken. Bij het toenmalige Academisch Ziekenhuis. Daar werk ik nu nog, alleen heet het nu UMCG.”
Wat hem Blauw Geel zo doet liefhebben? Gruisen: “We staan hier altijd voor elkaar klaar. Niet alleen als er wat te vieren valt, maar vooral ook in dagen van tegenspoed. Dan versterken we elkaar op fantastische wijze. Ik denk dat Blauw Geel hierin uniek is, die steun die we elkaar geven. We zijn ook gezelligheidsmensen. Vroeger was Blauw Geel ook nog een carnavalsclub. En handballen kon je ook bij ons”
Die vriendschap zit in de genen van Blauw Geel '15, dat is opgericht door vrienden van de Bedumerweg. De broers A. en B. Dekker, Piet Consten, Jan Strating en A. Brandes heetten ze, zo lezen we in het jubileumboek ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan. Veel is er over die eerste jaren niet bekend, getuige Consten en Strating waar wel de voornamen van bekend zijn, maar van de Dekkers en Brandes niet. Hoe dan ook, zij trapten achter de wal in het Plantsoen zo hartstochtelijk tegen een bal, dat ze besloten dat in verenigingsverband te doen. Dat was dus in april 1915, toen de Eerste Wereldoorlog volop woedde en Groningen daar in de kantlijn ook een voetnoot kreeg omdat het vluchtende Britse soldaten interneerde in het zogenaamde Engelse kamp. Het leidde indirect tot de landstitel van Be Quick in 1920.
Blauw Geel ging niet mee in de door Engelse militairen getoonzette vaart der Groninger voetbalvolkeren. De club slaagde er nimmer in de kelder van het amateurvoetbal te verlaten. De historie vermeldt slechts een kortstondig verblijf in de derde klasse, hééééééél lang geleden. Gruisen en Mast kunnen slechts één absoluut hoogtepunt in het honderdjarig bestaan melden. Gruisen: “We zijn ooit, ergens in het begin van de jaren negentig, vice-kampioen van Nederland geworden van afdelingteams. Dat was in Zeeland. Aan dat toernooi mochten we meedoen als kampioen van de afdeling Groningen van de KNVB. Daar zijn we nog steeds trots op.”
Afdelingsvoetbal is er inmiddels niet meer. Alle standaardteams vallen tegenwoordig onder de ’grote’ KNVB. Blauw Geel '15 is de laatste jaren een vaste klant in de vierde klasse. Zijn er dan nooit eens ambities om wat hogerop te komen? Gruisen: ”Nee, eigenlijk niet nee. Dat is nooit haalbaar geweest en ik verwacht niet dat dit in de toekomst wel gebeurt. Al weet je natuurlijk nooit.” Een uitspraak met een knipoog naar Groen Geel, dat ook altijd gedoemd leek voor een marginale rol in het stad-Groninger voetbal. Totdat oud-studenten de club ontdekten als zaterdagse gezelligheidsclub en Groen Geel nu op sportpark Corpus den Hoorn booming is, zowel qua ledental als prestaties. Tweede klasse inmiddels.
Vooralsnog ziet Blauw Geel haar beste spelers alleen maar vertrekken. Dat is altijd zo geweest, zij het mondjesmaat. Dat begon al met de gebroeders Jo en Bé Dekker. Zij vertrokken naar het vooroorlogse GVAV, waar ze samen met gedeserteerde Velocitanen als Otto Bonsema de basis legden voor een geslaagde machtsgreep naar de hegemonie van de stad. En keeper Winters, telg uit de ijsfamilie, ging naar GRC. Maar écht grote voetbalnamen heeft Blauw Geel nooit voortgebracht. Het leverde zegge en schrijve één speler af aan het profvoetbal, Bennie de Jong, de man die komend seizoen trainer wordt van Forward. Hij werd goed genoeg voor de BV Veendam gevonden.
Dat kan niet worden gezegd van het trainersbestand in de loop der jaren. Daarop prijken namen als Fré van der Velde, bijgenaamd Schipper, Otto Bonsema en Wim Pots, drie spelers die met Velocitas in 1934 ten koste van het grote Feyenoord de KNVB-beker wonnen. Maar ook zij konden Blauw Geel niet uit de kelder krijgen. De club was en bleef klein, zowel in daden als in grootte. De enige verschuivingen zaten hem in de locaties. Van Noord- via de Peizerweg (naast het spoor) naar Zuid-Groningen. Eerst naar de Helperwestsingel, toen Quintuslaan, nu op de Coendersborg. Hoe lang nog? Immers, er wordt altijd direct naar clubs als Blauw Geel gewezen, als er in de stad weer eens wordt gediscussieerd over het (te) grote aantal voetbalclubs in de stad.
Gruisen en Mast, in 1966 overgekomen van het ook al bescheiden VVG, laten zich er echter niets aan gelegen. Gruisen: “Wij hebben ons nooit echt aangetrokken gevoeld voor samengaan met een andere club. Dan zouden we te veel van onze eigen identiteit moeten prijsgeven. Daar zijn we nog niet aan toe. We zien de realiteit van politiek Groningen ook wel, maar vooralsnog kiezen we ons zelf. In alle anonimiteit draaien wij lekker mee. Op onze ledenlijst staan veel jongeren uit de Oosterpoort. Zowel werkenden als studerenden, met één kenmerk: het is een mix van gewone mensen met gemeenschapszin. Knokkers ook, we staan pal voor ons cluppie. Nee, wij houden het nog wel even vol zo. Waarmee ik niet wil zeggen dat Blauw Geel ook de 200 jaar zal halen.”