Biem, de bulldozer van De Papiermolen
Beeld: Wikipedia
Het waren, althans vanuit Nederlands perspectief, de Olympische Spelen van Anton Geesink. Die van 1964 in Tokyo. De judoreus uit de Utrechtse volkswijk C bestond het om in het hol van de leeuw goud te winnen in de meest prestigieuze klasse, die der zwaargewichten. Hij vloerde de Japanse grootheid Kaminaga, die vervolgens via een houdgreep de schlemiel van de natie werd.
Klena Greetje Bimolt, roepnaam Klenie en de meermin van onze eigenste Rivierenbuurt, was lijfelijk aanwezig bij deze geschiedschrijving in de Nederlandse sport. Als één van de Nederlandse medaillewinnaars was ze, samen met het roeiduo Blaisse-Veenemans, door de ploegleiding uitgeloot voor deze judofinale. “Dat heeft ontzettend veel indruk op mij gemaakt,” herinnert de Groningse zich nog goed. “Zoals dat hele festijn trouwens. Hoe bijzonder het mee mogen maken van de Olympische spelen eigenlijk is, kun je niet vertellen. Je moet het gewoon hebben beleefd.”
De geboren Assense – van 8 juni 1945 - had enkele dagen eerder een zilveren plak om haar nek gekregen als schoolslagspecialist in de ploeg die de eer van oranje moest hooghouden op de 4 x 100 meter wisselslag, samen met stadgenote Korrie Winkel (rugslag), Erica Terpstra (vrije slag) en vlindervedette Ada Kok. Het was één van de weinige hoogtepunten van de omvangrijke Nederlandse zwemploeg, Want ‘we’ spraken minder woordjes mee dan verwacht. Ook Klenie Bimolt bleef, individueel, onder de maat. De vaandeldraagster van GZ & PC, inmiddels ter ziele maar destijds een toonaangevende zwemclub in Groningen, was op basis van haar eerder gezwommen tijden voorzien voor het podium van de klassieke 200 meter, maar bleef er ver van verwijderd.
Bimolt haalde wel de finale, waarin ze bleef steken op plaats zeven. De Russische Galina Prozumenshikova was die dag spekkoper. De verklaring van haar falen staat Biem, zoals ze in de nationale zwemploeg werd genoemd, nog helder voor de geest; een voorbereiding die slecht was uitgepakt. De zwarte piet ging naar de Australische trainer Forbes Carlile, die speciaal voor de Spelen was aangesteld om Nederland voor te gaan in het delven van veel eremetaal. Dat kwam er echter niet van. Overtraindheid, zo luidde de korte maar krachtige analyse. Klenie onderstreept die constatering nog altijd volmondig. “Niet alleen ik bleef onder mijn niveau, maar dat gold voor de hele ploeg. Ook Ada Kok, die dat jaar het ene na het andere wereldrecord zwom, kon haar favorietenrol niet waarmaken. Ze moest genoegen nemen met zilver. Waarmee ik niet wil zeggen dat die Forbes Carlile een koekenbakker was, wel dat zijn manier van trainen totaal niet paste bij de Nederlandse zwemcultuur. Ik zie hem, samen met zijn vrouw die wij vanwege haar lichaam de Spijker noemden, ons nog afbeulen. Dag in, dag uit. Eenmaal in Tokyo waren we nagenoeg uitgeblust.”
Bimolt reisde als nummer twee van de wereldranglijst met een tijd van in de 2 minuten en 46 seconden af naar de Spelen. In de finale bleef daar liefst vijf seconden van verwijderd. Gelukkig was er voor haar nog de pleister op de wonde in de estafette, zodat ze zich er op mag beroepen dat ze, tot op de dag van vandaag, één van de weinige Groninger sporters is die met een Olympische medaille is gelauwerd. Wat ze er ook aan overhield was een kapotte pols, eveneens het gevolg van de harde aanpak van Forbes Carlile. “Nog altijd voel ik de pols,” zegt Klenie als ze terug denkt aan het beulswerk dat de bondscoach van toen haar opdroeg. “En mijn rechterarm ook.” Ook in die tijd, een halve eeuw geleden, was topsport al niet gezond. Ze zou de Australiër, die nog altijd onder de mensen is als 94-jarige, er nog op kunnen aanspreken, maar dat doet ze niet. Daarvoor heeft ze te veel plezier aan sport beleefd. Nog altijd duikt ze, als zeventiger, met grote regelmaat in het water van het zwembad in op een steenworp van haar huis in Leens, waar ze inmiddels heel wat jaartjes woont. Klenie: “Ik heb altijd mijn badpak en handdoek in de auto liggen. Ik werk als vrijwilligster in het kinderboekenmuseum in Winsum en als ik dan naar huis ga, rij ik vaak eerst naar het zwembad om wat baantjes te trekken. De ene dag meer dan de andere, dat hangt van de zin af. Ik hoef niet meer, ik mag.”
De liefde voor het zwemmen heeft ze geërfd van Rika Bruins, ook een Groningse met een Olympisch verleden. Zij deed in 1952 mee aan de Spelen van Helsinki. Klenie: “Rika was altijd mijn grote voorbeeld, deed ook de schoolslag. Door haar werd ik lid van GZ & PC, waarvan zij ook lid was. Die club trainde altijd in het Noorderbad, waar ik zwemmen heb geleerd bij de Watervrienden, een op culturele basis geschoeide zwemclub. Specifiek voor de socialistische jeugd.”
Klenie Bimolt was niet de enige international van die tijd. De vele Groninger zwemclubs, zoals daar ook waren ZCG (Zwem Club Groningen), GDZ (Groninger Dames Zwemclub), DZN (Dames Zwemclub Noorderbad), Jonas en De Walvisch (studenten), brachten ook toppers als Korrie Winkel, Ineke Reijmerink, Coby Sikkens, Hella Rentema en Henri van Osch voort. Groningen gold als één van de zwemmekka’s van Nederland en had in de toen pas geopende Papiermolen zelfs een mondiaal topbad, waar Ada Kok ooit - op 12 september 1965 tijdens een interland tegen Rusland - een wereldrecord op de 200 meter vlinder vestigde (2.25.3).
Maar Klenie Bimolt herinnert zich de Papiermolen vooral als het bad waar je ’s zomers gewoon tussen de recreanten door moest trainen. “Ja, dat was ook topsport in die tijd. Later kregen we in het midden van het diepe wel een trainingsbaan, maar ook daar zwom het gewone publiek tussendoor. Dan zeiden die andere wedstrijdzwemsters tegen mij: Klenie, ga jij even voorop, dan gaan ze wel opzij. En dat gebeurde dan ook wel, dan was ik net een soort bulldozer. Ook gebeurde het wel dat ik tijdens de training werd geroepen om, als ze iemand tekort kwamen, mee te doen met een partijtje waterpolo van GZ & PC. Dat kon toen ook nog, dat de trainer zei: Is goed, meid!”
Klenie Bimolt, 11-voudig Nederlands kampioen, hield het voor een topzwemster uit die tijd lang vol. Ook de Spelen van Mexico haalde ze. Toch kijkt ze er met minder mooie herinneringen op terug dan Tokyo en niet alleen omdat ze zonder eremetaal terug kwam. “Het waren de Spelen van de studentenrellen en de Black Power, de donkere Amerikaanse atleten die op het erepodium protesteerden tegen discriminatie. Nee, het was er niet gezellig. Het Olympische dorp was ook ver van de stad gebouwd. Daarom kregen we ook nauwelijks iets mee van die rellen. Daarbij schijnen driehonderd doden te zijn gevallen. Wij hoorden niets, ja, wat schoten in de verte. Nee, dan was het in Tokyo een stuk gezelliger. Daar had je nog gescheiden Olympische dorpen, voor mannen en vrouwen. Het gekke was dat de mannen niet het vrouwendorp in mochten maar de vrouwen wel het mannendorp. Dus daar waren wij elke dag te vinden. In het vouwendorp was nooit wat te doen.``
Nog altijd is er een band met de meiden van toen. Belangrijke data worden niet vergeten. Klenie: “Vorig jaar werd ik zeventig en toen werd ik door mijn broer Harrie onder valse voorwendselen naar Zuid-Limburg gelokt, lange tijd ons favoriete vakantieadres. Wat bleek? Was een groot deel van de nationale zwemploeg uit de tijd opgetrommeld voor een soort Dit is uw leven. Dat zijn toch mooie dingen die je aan zo’n sportcarrière overhoudt.”