Bert Oosterhuis

Door: Dick Heuvelman

Beeld: Pexels.com

Sterkte en succes, zei Henk Kok routinematig op Radio Noord aan het slot van een interview met motorcoureur Bert Oosterhuis, in aanloop naar de editie 1982 van Parijs-Dakar. Voor de Groninger garagehouder werd deze beruchte woestijnrally echter verre van een succes. Wat heet! Het draaide uit op een drama in extremis. Oosterhuis verloor er het leven nadat hij in de vijfde etappe op Algerijns grondgebied de macht over het stuur van zijn Yamaha was kwijtgeraakt.

Wat er nou precies mis was gegaan, is nooit duidelijk geworden. Er waren geen getuigen en toen de hulpdiensten per helikopter bij de plek des onheils arriveerden, bleek Bert Oosterhuis al niet meer aanspreekbaar. Pogingen om de onfortuinlijke stadjer te reanimeren, waren vergeefs.

Organisator Thierry Sabine ging zelfs nog zo ver dat hij bloed afstond in een ultieme poging de toen 41-jarige coureur in leven te houden. Deze Franse sportjournalist, de bedenker van deze vervaarlijke monstertocht, restte echter niets anders dan het eerste dodelijke slachtoffer van zijn in 1979 geboren geesteskind te noteren. Inwendig letsel werd Bert Oosterhuis fataal. Er zouden nog velen volgen.

“Ja, het was een trieste primeur,” zegt Berts zoon Karel, toen elf jaar oud. De  onheilstijding op de zevende dag van het nieuwe jaar herinnert de presentator van RTV Noord hij zich nog haarscherp. Hij zat boven in de woonkamer boven Oosterhuis' garage aan de Protonstraat, toen hij naar beneden werd geroepen. “Ik weet het nog goed, het was op een koopavond. Dus de zaak was open. Maar toen ik beneden kwam, brandde er geen licht. Dat was niet normaal. En dat was het dus ook niet, want even later zie ik mijn moeder huilend tegenover onze bedrijfsleider zitten. Hij was gebeld en had het trieste nieuws net verteld.”

Bert Oosterhuis was gestorven in het harnas dat hem zo onweerstaanbaar aantrok. Motorrijden was zijn lust en zijn leven. Hij deed aan alle mogelijke vormen van de sport mee: wegracen, crossen, betrouwbaarheidsritten, trials, grasbaan- en endurowedstrijden. Hij was van kinds af aan al gebiologeerd door snelheid. Eerst probeerde hij zo hard mogelijk te fietsen. Samen met zijn vriend Johan Franke, die later bekend werd als spraakmakende sportsponsor, leefde hij zich uit op de racefiets. Was hij lid van de Noordelijke Wieler Vereniging Groningen en reed hij ook regelmatig prijs in rondjes om kerk en kroeg.

Maar dat ging hem toch niet hard genoeg en daarom schakelde hij als 16-jarige over op de in die tijd zo populaire brommer. Na er hiervan dertig te hebben versleten, klom hij op zijn eerste échte motor, een Victoria. Van huis uit had hij die motorische interesse ook meegekregen. Op het Zuiderdiep bestierde pa een garage. Hoewel Bert Oosterhuis er nooit echt voor trainde en ook nog stevige roker was, bleek hij over genoeg klasse te beschikken om ook in deze tak van sport voor de prijzen te kunnen gaan. Op zijn palmares staan liefst vijf nationale titels, behaald in de jaren zestig van de vorige eeuw. Drie in 350 cc en twee in de meest prestigieuze klasse destijds, de 500 cc.

Maar zijn finest hour beleefde hij toch in 1967, toen hij op zijn 500cc-Norton als beste Nederlander (16de) werd afgevlagd in de Asser TT en op het erepodium  de wereldsterren Giacomo Agostini en Maike Hailwood mocht flankeren.

Echter, geen motorcoureur is zo goed of hij valt wel eens van zijn fiets. Ook Bert Oosterhuis dus en niet zelden zachtzinnig. Zo ging hij op het circuit van Zandvoort eens dusdanig ernstig onderuit dat hij van top tot teen in het gips moest worden gezet. Toen dat er in zijn beleving niet snel genoeg afging en er weer een nieuwe race in aantocht was, dwong hij de behandelende arts hem van het gipskorset te bevrijden. Nadat de arts tegensputterde en hem op de gevolgen voor zijn gezondheid wees, kreeg deze te horen: “Als jij het niet doet, laat ik de monteurs van mijn garage doen.”

Dat was Bert Oosterhuis ten voeten uit. Niet dat hij het gevaar niet zag, zeker wel, maar hij was zo verslaafd aan motorisch gejakker dat hij het noodlot graag mocht tarten. Die bezetenheid heeft hij met een relatief vroegtijdige verbanning naar de eeuwige jachtvelden moeten bekopen.  


Dick Heuvelman

Over Dick Heuvelman

Dick Heuvelman is synoniem aan Het Sportgeweten van het Noorden. Maar de oud-sportjournalist van het Dagblad van het Noorden, laat ook de landelijke en internationale sport niet met rust.

WEBSITE