Het wordt nooit wat met Lycurgus
Leedvermaak is het niet, maar steeds als de volleyballers van Lycurgus voor hun broek krijgen, heb ik een voldaan gevoel van binnen. Spinnend als een tevreden kater begin ik dan ook aan dit stukje. Lycurgus moet weliswaar nog in actie komen, maar ik neem al vast een voorschotje op de vierde successieve nederlaag.
Geen voorspelling die je boud kunt noemen met een tegenstander als Starlift. De club van onze voetbalvriend Dingeman Stoop is immers de regerende landskampioen. Beide clubs hebben mij niet laten zakken, zodat deze aflevering van Apart op maandag niet hoefde te worden doorgedraaid.
Vanwaar deze querulante gedrag ten aanzien van een toch als eerzaam bekend staande club? Heel simpel, omdat elke Lycurgus-nederlaag mij in de kraam te pas komt. Ooit, al weer heel wat jaartjes geleden, heb ik de volgende stelling geponeerd: HET WORDT NOOIT WAT MET LYCURGUS. Een slechts oppervlakkige kennis van volleybal kon me hiervan niet weerhouden. Tot dusver is mijn stelling nog niet ontkracht.
Wel vond deze stelling aanvankelijk heel weinig weerklank. Langzamerhand echter gingen steeds meer insiders 'om'. Een heel mooi voorbeeld is Jan Koster, toch niet de eerste de beste in het noordelijke volleybal. Vóór de start van het vorig seizoen hield ik Koster in zijn bruine café, dat zicht geeft op de (Noorder)haven, mijn stelling tijdens een nachtelijk bezoek voor. Koster was destijds coach van Lycurgus en reageerde furieus. Tegen het ochtendgloren waren we er nog niet uit. Inmiddels is Koster bekeerd, nadat zijn maag pijnlijk van slag was geraakt in zijn bij voorbaat tot mislukken gedoemde poging iets leuks van Lycurgus te maken. Lycurgus coachen heeft hetzelfde effect als grassprieten tellen, je wordt er stapelgek van.
Kunnen ze bij Lycurgus dan niet volleyballen, zult u zich afvragen. Ja zeker, die jongens kunnen best een balletje slaan. Er komt echter veel meer bij kijken om in de eredivisie een partijtje te winnen. In zijn boek 'Mysterieuze krachten in de sport' heeft wijlen Joris van den Bergh het als volgt onder worden gebracht:
"Wie het hoogste in de sport wil bereiken moet er van doordrongen zijn, dat het lichamelijke eerst leven krijgt door de geest en dat het psychische element in de sport een hoofdrol vervult".
Hebben jullie dit goed in jullie bolletjes opgenomen, Lycurgianen? En nou niet zo stronteigenwijs zijn en zeggen dat dit vooroorlogse lulkoek is. ' Voer voor psychologen' was de wedstrijd Lycurgus-Brevok, stond in deze krant. Met alle respect voor onze plichtsgetrouwe volleybalmedewerker, het inschakelen van een of meer psychologen zou zonde van het geld zijn. Je hoeft helemaal geen psycholoog te zijn om aan te geven dat het bij die jongens van Lycurgus mentaal niet deugt.
Och zeker, af en toe zijn ze van goede wil. En krijg je meteen ietwat voorbarige krantenkoppen als: Lycurgus toont in elk geval weer karakter'. Mijn geachte collega Nielsen is nog één van de weinige experts die het geloof in Lycurgus nog niet helemaal heeft opgegeven. Henk Draaisma, de nieuwe coach , ook. " Ik snap er niets van", stamelde hij na Lycurgus-Brevok. Zijn jongens waren er zojuist in geslaagd een gewonnen wedstrijd nog uit handen te geven. Henk jongen, de tijd is niet ver meer weg dat jij dat wel snapt. Het wordt dus echt nooit wat met Lycurgus. En waarom niet? Omdat die jongens denken dat ze allemaal William C. Morgen, de uitvinder van dit springerige spel, zijn. Betweters dus, waarmee een coach geen land kan bezeilen. Als coacht Henk een 3-1-2 systeem wil spelen, heb je gelijk een oeverloze discussie. Volco ziet veel meer in een 3-2-1 opstelling, Joop weet heel zeker dat slechts een 1-2-3- systeem een garantie voor succes biedt. Dan is er Klaas die veel wil 'staffelen', gelooft Bert heilig in hoge set-ups en maakt Tjibbbe zich sterk voor flitsende 'steekjes'.
Zo gaat het nu en zo ging het ook jaren geleden al, toen de Birza's, de Posthuma's, de Zaaijers, de Den Arenden, de Hartlieven, de Brouwers en al die andere wijsheidpachters de eerste fundamenten voor mijn stelling aandroegen. Allemaal reuze-aardige jongens waarmee je gezellig een goed glas bier kunt drinken. Als sportman hebben ze echter een gebrek; ze willen niet naar een ander luisteren. Zij lijden aan de ziekte van ALO, genoemd naar de plaats vanwaar het virus zich verspreidt, de Academie's voor Lichamelijke Oefening. De schaatscoaches Boer en Kloosterboer zijn er ook mee besmet.
En let nu op. De eerstvolgende wedstrijd zullen deze volleyballers proberen aan te grijpen om deze regels te logenstraffen. We nemen weer even het boek van Joris van den Bergh erbij, bladzijde 58 bovenaan. Daar staat: "Hebt gij nimmer beleefd, dat het gezelschap waarin gij verkeerdet, het over ‘n zekere Pieterse had en dat er toen niemand was die zeide: ' Als die Pieterse kwaad wordt, dan is hij toch zo sterk!' Lees voor Pieterse Lycurgus en u begrijpt nu al wel waarom Lycurgus zaterdag wint.